Oktober stond in het teken van het thema ‘Metropolitaan Landschap’. Het is één van de twaalf ‘onvermijdelijke ruimtelijke opgaven’ die de vereniging Deltametropool naar voren schuift voor het Manifest 2040 waarmee het Jaar van de Ruimte op 15 december in de Rijtuigenloods in Apeldoorn wordt afgesloten.
Het thema voelt niet zo urgent en onvermijdelijk als het vullen van zandzakken bij verhoogde dijkbewaking, maar het is wel degelijk een kwestie om bij stil te staan. Want als ons land een stad is, dan zijn natuur en landschap onze parken en plantsoentjes. En die zijn belangrijk voor het vestigingsklimaat, de gezondheid van de stadsbewoners en de huizenprijzen, dat weet ieder stadsbestuur.
Toch is de nationale plantsoenendienst (DLG) afgeschaft. Daar is de Deltametropool droevig over, maar de club ziet achter de wolken een zonnetje. Iedereen vindt het landschap belangrijk, terwijl het Rijk zich terugtrekt. Dat schept kansen voor verdienmodellen van aantrekkelijke natuurgebieden. Het is aan de burgers en bedrijven om creatief aan de natuur te verdienen en tegelijkertijd ons aller ‘natuurlijk kapitaal’ te beheren.
Dat vond staatssecretaris en ponyboer Henk Bleker destijds ook al, maar hij zeker niet alleen. Thomas van Slobbe lanceerde in 2004 zijn aantrekkelijker natuur in de vorm van het ‘smulbos’. Een prachtig idee om de belangstelling voor de natuur weer terug te brengen bij de vraag: kun je dat eten? Gratis hazelnoten, beukennoten, bessen en paddenstoelen in ‘pluknatuur’. Jammer dat Van Slobbe zijn hand overspeelde door te wijzen op de multiculturele kant van de zaak. Zijn smulbos kwam daarmee in het verkeerde frame terecht en werd weggezet als ‘allochtonenbos’.
Ook de ‘grootgroenbezitters’ vonden het tijd de natuur een beetje te ‘ontheiligen’. Ons ontzag had de natuur onaanraakbaar en daarmee ook een beetje kil gemaakt. We moesten wat meer van de paden mogen om rond te kunnen struinen. En als daarbij eens een takje brak, dan was dat heus niet erg!
Natuurmonumenten lanceerde in die geest het concept OERRR, waarmee kinderen de natuur op een stoere manier mochten ervaren.
Maar alles met mate. Hutten bouwen op een speciaal terreintje, kampvuur met toezicht en het zand onder je voeten voelen op het ‘blote-voeten-pad’. Je voelde de samengeknepen billen van de boswachter bij al dat ravotten in zijn natuur.
En nu is hij dan toch uit zijn rol van groene stoeikameraad gevallen. Op de Hoge Veluwe kan hij het niet langer aanzien en grijpt in. Het zijn er slechts een paar die het voor de anderen verpesten, de goeden moeten dan maar onder de kwaden lijden: iedereen terug op het pad!
Het zijn de fanatieke amateurfotografen die de weelde buiten de paden niet aankunnen. Met hun camouflagepakken en telelenzen jagen ze de edelherten de stuipen op het lijf. Van pure stress schuilen de beesten in grote groepen bijeen, zoals zebra’s doen als ze leeuwen ruiken.
Nu doden die fotojagers hun prooi natuurlijk niet en de beesten zullen op den duur vast wel wennen aan die groene mannetjes, maar daar gaat het niet om. ‘De mens is te gast in de natuur en dient zich ook zo te gedragen’, meent de boswachter die zijn verhaal mocht doen in de Volkskrant van 21 oktober.
Dat zijn natuur ook maar een mensenverzinsel is waar planten en beesten geen boodschap aan hebben, is aan de bosbaas niet besteed. Deze functionaris (en misschien nog wel een paar van zijn collega’s) moeten eerst nog een beetje leren ‘loslaten’, dan komt daarna dat aantrekkelijke Metropolitane landschap vanzelf wel. Met natuur waar de mens niet ‘te gast ’is maar thuis hoort,
net als de planten en de dieren.
Deze blog werd op 23 oktober 2015 gepubliceerd op de site van ROMagazine