Puk vaart uit

Puk vaart uit 1
Urk
Bij het binnenlopen van Urk is een mast met de boerenzakdoekvlag het eerste dat opvalt. Op een schip in het dok hangt de omgekeerde driekleur. Dit is bolwerk Urk van Nederland in verzet.
Hier geen corona, maar vertrouwen in God de Heer. Bij de Boni doet een joch van twee boodschappen met zijn moeder. Hij draagt een gouden oorbel, want hij is een visserman. Restaurant De Kaap stelt op de menukaart: schol en slibtong zijn de fundering van dit prachtige dorp en dat zal altijd zo blijven.
De vissers zijn hier solidair met de boeren zonder toekomst en samen met de wappies en andere teleurgestelden doen ze van zich horen.

Maar eerst dat binnenlopen. Bij het zoeken van een ligplaats lijkt de buitenboordmotor steeds minder kracht te hebben. Even later valt de motor vlak voor de wal stil. We drijven uit, halen de steiger en krijgen de havenmeester langszij. Ze sleept ons naar een rustig hoekje van de haven, geeft ons telefoonnummers van monteurs en blijft graag op de hoogte van het vervolg. Het is topdruk, maar de buitenboordspecialisten verwijzen collegiaal naar elkaar. Binnen een kwartier stapt de lokale Yamahadealer en particuliere scheepsberger aan boord. Met driftige doelgerichtheid rukt hij slangen los om ze daarna weer trefzeker vast te zetten. De motor houdt zijn gebrek lang verborgen, maar verliest dan toch de strijd en slaat tegenstribbelend aan.

We zijn gered en vinden het tarief alleszins redelijk. We beloven het geld zo langs te brengen en gaan op zoek naar een geldtappunt.

Even aarzelend rondkijken is genoeg. Een Urker met grote tassen aan de fiets wijst ons de weg. Als we even later de appels niet hebben gewogen wacht de cassière rustig tot we terugzijn en maakt vriendelijk de rekening voor ons op.
Bij het rondje over de haven stuiten we op de drijvende vluchtelingenopvang. Voor Oekraïeners, jazeker. Is daar soms ook al iets mis mee?

Puk vaart uit 2
Makkum

Zeilend richting Makkum, maar nog voor de Zuidwesthoek van Friesland. Het is het soort weer dat wij ‘wolkje zonnetje’ noemen. Wollige wolkjes hangen, aan de onderkant afgeplat, laag boven het vaalgroene water van het IJsselmeer.
Coulissen van wolken en water als in een oude Viewmaster. De gestapelde kleurenfoto’s in zo’n kijkdoos zorgen voor een spectaculair 3D-effect.
Op rommelmarkten worden viewmasters nog regelmatig aangeboden. Op de diaschijven die erbij horen staan meestal toeristische hoogtepunten: berghellingen, watervallen, bossen en stadsgezichten. Het technicolor verkleurd tot vintage seventies.
Wij doen het live met matgroen water, grijs- en helderwit oplichtende wolkenranden en een waterkaart die de windmolenparken van nu nog niet kent. Op papier leven wij in het verleden, in de navigatieapp gelukkig niet.

De wind trekt aan, het is hier lagerwal en het loefgierig schip is maar nauwelijks te houden. Zo is het best een eind van Urk naar Makkum.
De havenmeester aan de oude zeesluis is gewend dat de varensgasten licht verdwaasd aan wal stappen. Hij heeft er aardigheid in om met een ouderwetse aanwijsstok op de plattegrond van de haven samen uit te zoeken, waar ligplaats is gekozen. De aanmelders zelf hebben doorgaans geen idee.

Bier en bitterballen in het café en dan al snel weer de stroomatlas en de weersverwachting voor de volgende etappe. Ons hier en nu gaat vaak over morgen.

Puk vaart uit 3
Makkum

Nog niet eens op het zoute water en nu al verwaaid. Je kunt ook zeggen: er stond een stevige bries en we durfden niet. Maar eigenlijk hadden we gewoon nog een dagje voorbereiding nodig. Even proefankeren, midzwaard uitproberen en sturen met het roerblad omhoog. Deze boot is eigenlijk nog best nieuw voor ons.

De volgende morgen passeren we met een enorme vloot de Lorentzsluizen en danken god op onze blote knieën voor het rustige weer. Een dwarswindje op de sluis had de verhoudingen onder de gelegenheidsschippers lelijk op scherp kunnen zetten.
In optocht vlak onder de wal over de Boontjes. Bij de aanblik van het reuzenrad op de haven van Harlingen besluiten we een beetje nuffig dat we niet in de stemming zijn voor het Tall Ship evenement. Voor ons even geen side events, foodtrucks en dixi’s.

In een ruk door naar Ameland of toch eerst Terschelling? Het wordt een heerlijke tocht naar Terschelling met zeehonden en uitvarende Tall Ships die zich via de Marifoon melden bij het kuststation Brandaris. Fijne berichten van dwarsgetuigde zeilschepen als de Frederic Chopin en de Georg von Humboldt die bij Terschelling zee kiezen. ‘ Von Humboldt voor Brandaris: aantal opvarenden 54, diepgang 4.5 meter, bestemming Vlissingen’.
In West-Terschelling meren we driedubbeldik langszij af (de boeg zeewaarts) bij vriendelijke Duitse jongens. Als we van boord gaan voor eten en drinken aan de wal, worden we opgehouden door de schipper van de eerste boot in het rijtje. Met zijn sportzonnebril en scherp gecoiffeerde sikje biedt hij ons zijn begrip voor het feit dat we na een lange vaardag nu eerst even gaan eten, maar vraagt ons vriendelijk doch beslist om daarna een paar lange lijnen naar de steiger uit te brengen, want zo hoort dat. Dat er geen zuchtje wind staat en ook niet wordt verwacht, maakt geen indruk op deze Hollandse Redneck. ‘ I would very much appreciate if you did so’, persisteert hij dreigend, maar dan in het Nederlands.
Wij gaan geen ruzie maken, wij gaan lange lijnen uitbrengen. Maar eerst eten. Aan het tafeltje naast ons een wat verloren charterschipper die aanslaat op ons gesprek over verongelijkte betweters die lange lijnen eisen. Hij heeft op zijn beurt veel te stellen met scheepsjongens (m/v/x) die zich niks laten zeggen. Hij gaat toch maar weer aan boord, want zijn gasten van deze trip koken lekker, dat dan weer wel. Eenzaam, maar niet alleen. Zoiets.
Wij gaan ook terug aan boord. Om de tocht van morgen naar Ameland te plannen (zeven uur op!) en om de lange lijnen uit te brengen die wij voor harde wind of de lieve vrede in de bakskist hebben.

Puk vaart uit 4
Ameland

Een wadtocht zoals je hem wilt. Mooi weer, kalm windje een uur te vroeg weg. Tij mee tot we vastlopen bij het eerste wantij. Ik zei toch, we zijn te vroeg. Zwaard omhoog en door. Dat kan met deze boot, daar hebben we hem op gekocht.

Tegen drie uur lopen we de haven van Ameland binnen. We krijgen van de havenmeester een topplekje in een box direct aan de steiger tussen de visbootjes van de eilanders.

We hebben een hitteplan. Licht tegensputterend laten we ons elektrische fietsen adviseren. Met de ondersteuning op maximaal vermijden we fysieke inspanning ( open deuren advies ANWB) op weg naar het Noordzeestrand.
We gaan voor een verrassend fris zeebad, een lange siësta in het bos en een tweede duik aan de wadkant bij de haven. De tijstroom wil ons naar zee trekken, maar als je stevig doorzwemt blijf je op je plek.

Het wad is ruim, maar de keus aan havens beperkt. Je komt elkaar dus vaker tegen. Drie Duitse jongens in een klein jachtje onder leiding van de dikste, de oud-collega met de vissermanschouw, drie generaties scheepbouwers uit Leiden, samen op vakantie.
Tot niets verplichtend weerzien, uitwisseling van reisverhalen en heel verschillende interpretaties van dezelfde weersverwachting.

Het gaat hard waaien. Wie oog heeft voor beren ziet er genoeg op zijn weg. Wie wil heeft altijd aanleiding om aan het vaarplan vast te houden. Stellige meningen, terwijl ieder kijkt wat de ander doet.

In de loop van de volgende ochtend trekt de wind zo sterk aan, dat niemand zich hoeft te generen voor niet uitvaren. De opluchting onder de schippers en opstappers is groot. Snel zet iedereen de vallen en bijbootjes extra vast. We halen zonnetentjes en badhanddoeken binnen en blijven voorlopig lekker in de haven liggen.

Puk vaart uit 5
Lauwersoog

Nog geen uur nadat wij ons hebben neergelegd bij een verlengd verblijf op Ameland, keren de kansen. Windkracht zes belooft snel af te nemen naar vijf of vier. De voorspelde regen en het onweer blijven – als de verwachting van het KNMI-marifoonbericht uitkomt – weg tot het begin van de avond.
De middag, die wat landerig beloofde te worden, verandert op slag in een ‘window of opportunity’. In de vier uur tussen twee en zes kun je een heel eind komen.

Veel tijd om te schakelen is er niet. We varen uit. We zeilen met ruime wind richting Lauwersoog. Eerst alleen op de fok, later met vol tuig. De rode boeien links, groen rechts, slingerend over het wantij naar het Oosten..
We kunnen op het laatste moment altijd nog afslaan naar Schiermonnikoog, mocht het havenbericht ‘ vol’ toch nog veranderen in ‘ ligplaatsen voor schepen onder acht meter, beperkt beschikbaar’.
Niet dus, het wordt Lauwersoog in precies vier uur. De ‘vuile lucht’ die ons het laatste deel van de tocht heeft achtervolgd bouwt verder op. Zodra we zijn afgemeerd, schiet een bliksemschicht ergens boven Ameland omlaag. In de buitenhaven achter de visafslag van Lauwersoog blijft het voorlopig bij donkere wolken.
We strekken de benen en constateren dat het recreatiedeel van de vissershaven populair is bij eigenaren van kapitale maar spartaanse botters en schouwen. Voor tonnen zitten ze onder dekzeilen in campingstoeltjes. En we begrijpen de charme ervan ook nog.
Dit is ook de plek waar we ooit probeerden te slapen, terwijl vissers zich klaarmaakten om uit te varen. Urenlang stond de radio knalhard op 100% Hollandse hits.
We moeten toch in slaap gevallen zijn, want we schrokken wakker van bulderende motoren en kolkend schroefwater heel dichtbij.
Met een sprong was ik aan dek om te zien hoe een blok van vier aan elkaar gebonden vissersschepen op de motoren van de buitenste boten werd gekeerd en daarbij rakelings langs ons scheerde.
De drijvende steigers voor de recreatievaart waren er nog niet en de vissers hadden weinig geduld met de bootjesmensen. Nu is er in ieder geval een vreedzaam samenleven. Ieder aan zijn kant van de haven. En aan onze kant doen ze dus de opa’s na van de mannen aan de andere kant.

Puk vaart uit 6
Schiermonnikoog

Wij kijken verschillend naar de werkelijkheid. Niet dat een van ons in de parallelle wereld van complotten leeft, maar toch anders. Zij is van de kaartbeelden en de tabellen, ik van de wereld om mij heen.
Als het erop aankomt wint ‘ meten is weten’ het altijd van mijn meer romantische kijk, maar in mijn ogen soms wel ten koste van de schoonheid van het hier en nu. Zij ontkent dat en dan hebben we het even niet zo gezellig.

Droogvallen op het wad is in mijn beleving een vriendelijke vorm van schipbreuk lijden, een min of meer gepland ongeval dat eens zus en dan weer zo uitpakt.

In haar ogen is droogvallen iets dat handboeken en zorgvuldige planning vraagt. Daar komen kaarten, tijtabellen en stroomatlassen aan te pas.

We verlaten Lauwersoog met het plan om nog geen twee uur varen verderop te ankeren op het plaatje naast de haven van Schiermonnikoog. We willen er drie uur na laag water zijn om ons ondiepe scheepje tijdig aan de grond te zetten en bij nieuw hoog water weer te vertrekken. De windrichting en het weer zijn gunstig, een kind kan de was doen.

De wind blijkt nog krachtig, het water giert met de stroom het zeegat uit. Ik volg het parcours langs boeien, kardinalen (ook een soort boeien) en keertonnen.

Als ik aarzel en advies vraag aan de navigator met de kaart en de I pad, stuurt ze me zeer beslist de verkeerde kant uit. De wereld van het scherm past even niet op die van de boeien in het water. Geen nood, het zicht is goed en de fout direct hersteld.
Nu we er bijna zijn, dringt wel een ander probleem naar de voorgrond. We hebben ons in de voorbereiding helemaal gefocust op het ankeren en droogvallen op de plaat. De juiste plaats, waterhoogte en positie van het anker. Maar van het geultje naar de plaat zijn we vergeten de diepte te bekijken.

Daar zal zo dadelijk al te weinig water staan om nog op het plaatje te komen. We keren om nu het nog kan, varen terug en besluiten het aan het eind van de middag opnieuw te proberen. Het voelt allemaal heel lullig.

Dat het in de ochtend niet meer ging lukken, heeft ook te maken met het feit dat ik vond dat we met onze geringe diepgang misschien ook wel een uurtje later konden vertrekken. Even langer slapen, sneller droogvallen. Enfin, straks nieuwe poging.

Puk vaart uit 7

Nieuwe horizonten! Een volle gasfles, een wasje draaien, beroerd dineren bij Hotel van der Werff en zeeën van tijd. Maar dat komt later.

De nieuwe poging tot droogvallen bij Schier slaagt ongemakkelijk eenvoudig. Wat een aanstellerij was dat vanmorgen! We varen de geul op tot vlak voor de haven, slaan rechtsaf (stuurboorduit) de plaat op en ankeren zodra we rondom nog een meter water peilen. We hebben daartoe merkjes getaped op twee delen van een bamboehengel.

Ankerbal in top en een bak water in de kuip om de voeten te spoelen.
We liggen beschut en zodra het water zich teruggetrokken heeft, zitten we muurvast in het slik.

Ons lijf anticipeert nog even op het gewiebel dat het verwacht, maar dan weten lichaam en geest dat er tijdens laagwater niets beweegt Er volgt een kalme nacht.

Om zeven uur ‘s morgens is het weer hoogwater. We zijn vlot en het ankeralarm begint te loeien als in een oorlogsfilm met duikboten. Bij het eerste beetje wind zijn we op drift geraakt.

Snel schieten we iets van kleding aan en gaan aan dek ( note to self: bij ankeren altijd zorgen dat je vaarklaar bent, voor het geval dat).
Motor aan, ankerlijn inhalen en even verderop het anker weer uit. Terug in bed, maar al snel besluiten we dat de dag begonnen is.

De weerverwachting is opeens minder gunstig. De wind gaat morgen naar zuid en zal aanwakkeren tot vijf. Dan liggen we hier onbeschut en bij een krabbend anker als vanmorgen, zitten we zo op de dijk. Bij wijze van spreken dan.
We kunnen terug naar Lauwersoog en een rondje varen over het Lauwersmeer, maar eerst eens kijken of de haven van Schier echt vol is als we het persoonlijk komen vragen. We worden schip vijf in een rij van zes, maar we hebben een ligplaats op Schier.

Even ontsnappen we aan het dictaat van het tij. Er is tijd om Schier weer eens te verkennen, voor de praktische zaken uit het begin van dit stukje en voor het diner dat we niet bij Van der Werff, maar op het terras van het havenrestaurant eten. Zeldzaam lekkere wadkokkels met een picpoul en een fijne kaasplank met Pedro Ximénez toe.

De combinatie met het uitzicht over haven en wad is onovertroffen.
Morgen wat uitgebreider de kant op. Ik voorzie huurfietsen.

Puk vaart uit 8
Lauwersmeer

Vanwege weer- of windverwachting naar het zoete water voelt als je verlies nemen. Maar verwaaid liggen op Schier – waar we net twee prachtige dagen hebben doorgebracht – is ook niet stoer. We benutten de paar rustige uren in de ochtend om naar het Lauwersmeer te varen. Voor het gaat regenen en waaien.

Schier was hetzelfde als altijd, maar toch weer anders. Het maakt ook nogal uit of je hier als kind, jonge ouders of bijna-pensionado’s komt. We waren of zijn het allemaal.

Wij zijn trouwens niet de enigen die hier al generaties lang vakantie vieren. Op Schier gaan de kampeerders met hun De Waard-tenten naar camping Seedune om zich bij aankomst een zinken vuilnisemmer te laten uitreiken.
Ook de volgende generaties zullen hier hun emmer naar de vaste stek in het duinpan slepen. Een gekoesterde traditie om de meeuwen bij het vuilnis weg te houden.
Bij Hotel van der Werff viert een ander slag families de generatiebanden. Hier betalen de grootouders de logies, mogen de kinderen soms eens trakteren en spelen de kleinkinderen in de muziekkapel aan de overkant van de straat, terwijl de volwassenen langdurig dineren.

Het kan liggen aan de gunstiger bezonning in de vooravond, maar bij Hotel Restaurant Graaf van Bernsdorff, tegenover Van der Werff, zit het terras vol, terwijl er aan deze kant nog veel tafeltjes vrij zijn.
Ook in de gelagkamer, de foyer en de eetzaal is het rustig bij het instituut dat ooit bezocht werd door iedereen die meetelde in de Hilversumse mediawereld.
Van die oude glorie rest nu nog slechts het bejaarde paar aan een belendend tafeltje. Zij leest een toegankelijke vakantieroman, hij doet een Sudoku. Straks spelen ze misschien een spelletje kaart. Het stok speelkaarten met het AVRO-logo ligt al klaar.

Zodra er ‘s morgens genoeg water in het geultje voor de haven staat, varen we uit. In het haventje van het treurige recreatieoord onder Lauwersoog, meren we aan voor boodschappen in de campingwinkel.
Een animatieteam laat kinderen een workoutdansje doen en zet ze daarna aan een lange tafel in een donkere zaal voor een sessie met verf en kwasten.
Snel het water weer op. Met een stevige, vlagerige wind zeilen we op met een Tjalk en een Skûtsje. We zoeken een beschut plekje voor de middag of misschien wel de nacht.

Bij het aanleggen gaat iets mis. Niet heel erg , dus ik durf haar hier nu wel een preekstoelacrobate te noemen. Wel erg genoeg om de stemming een tijdje te drukken, tot we ondanks zware wolkenluchten een stukje zwemmen in het frisse, zoete water.

We bereiden een boothap met aubergine en chorizo en drinken er een goedkope rode wijn bij uit de winkel van het vreugdeloze vakantiepark. Want het is vandaag tenslotte onze trouwdag.

Puk vaart uit 9
Robbengatsluis

De aanloop van de tocht naar het Groninger wadhaventje Noordpolderzijl, begint met een aanvaring in de Robbengatsluis.

We zijn het Lauwersmeer op de fok afgevaren naar Zoutkamp om daar voorraad voor een paar dagen op het wad in te slaan.
We lopen een rondje in het plaatsje waar veel winkel- en bedrijfspanden leeg staan. Zelfs café De Zuipschuit heeft het hoofd niet boven water weten te houden.
Op de motor, want de wind pal tegen en een beetje haast voor de sluis naar het wad, varen we terug naar Lauwersoog.
Aan de meldsteiger slechts één ander bootje dat naar het zoute water geschut wil worden. We krijgen snel groen licht om de kolk in te varen.
Onze voorganger is tergend langzaam. Ik ben niet ongeduldig, maar hou voor de bestuurbaarheid graag een beetje vaart. ‘ Gang is alles’, zeggen ze in Volendam en daar hebben ze verstand van varen.

Op de sluis een bord met de waarschuwing: ‘pas op sterke stroming’. Een mededeling die vooral zenuwachtige schippers missen omdat ze op dat moment al zo veel aan hun hoofd hebben.

Het scheepje voor ons neigt naar een plekje aan bakboord in de kolk, wij maken ons klaar voor stuurboord. Aan bakboordzijde komt men nu in de greep van de sterke stroming van achterop. De stuurvrouw slaat achteruit en haar boot zwenkt daarop onbeheersbaar overdwars.
Het plompe plastic boort zich met een scherpe hoek van het achterschip iets voorlijker dan dwars in onze stootrand: ‘mijn fout, mijn fout!’, roept de vrouw aan het roer overstuur. Alsof iemand de schuldvraag te berde had gebracht, terwijl het ongeluk nog bezig was te gebeuren.
Als we dan, na veel misbaar en gehannes met lijnen, achter elkaar in de kolk liggen, heeft de schipster haar gymnasiale geborneerdheid snel hervonden. Misschien gaat ze uit ongemak nog wel een beetje harder dan anders.
Ze geeft toe dat ze ons vrijwel ‘midscheeps heeft geramd’, met de robuuste romp van haar Westerly. Het komt er eerder verlekkerd dan schuldbewust uit. Een beetje zoals de eigenaar van de Pitbull die erkent dat zijn hond het kind niet in het gezicht had moeten bijten, maar dat het dier toch maar mooi voor het baasje was opgekomen!

In de buitenhaven nemen we de schade op en wisselen gegevens uit met – laten we haar Cécile met de dubbele achternaam noemen. Cécile heeft een dermate ingewikkelde familienaam, dat haar profiel direct bij LinkedIn naar voren komt.
Haar optreden in de sluis en daarna bevestigt alle vooroordelen die wij over uitgevers en board members van goede doelen koesteren.

Laten we hopen op een voorspoedige afwikkeling van de schade en een veilig passeren – ergens de komende dagen – in de toch al nauwe toegang tot de haven van Noordpolderzijl.

Puk vaart uit 10
Noordpolderzijl

De attractie van Noordpolderzijl is dat er niks is. Dat trekt mensen voor wie wij van de weeromstuit de attractie zijn.

Dagjesmensen die hun bezoek nog wat rekken door een praatje met ons aan te knopen, twee jonge functionarissen van de marechaussee – een meisje en een jongen – die ambtshalve checken wie we zijn en wat ons vaarplan is. Want hoe klein ook, dit is een zeehaven en daar gebeuren dingen.

Zo is er de gebronsde bejaarde die het dijktalud gebruikt om zijn klimskills te onderhouden. Steeds opnieuw komt hij met zijn racefiets omlaag naar de haven om dan in klein verzet weer omhoog te trappen. Het vlakste stukje Nederland uitkiezen voor een bergtraining, hoe verzin je het.

Er is ook een Duits gezin dat vliegers oplaat en een man met een drone. Tegen de wind in houdt hij zijn vliegtoestel precies op dezelfde plek, net iets boven zijn ernstige hoofd. Ook dat lijkt een oefening.

Noordpolderzijl is niks, maar ‘t Zeilhoes wel, laten we ons vertellen. Bob Dylan is er zelfs geweest. Misschien dankt ook de voormalige sluiswachterswoning zijn reputatie vooral aan het feit dat er verder weinig te beleven valt, maar die teleurstelling bewaren we nog even voor later.
We lopen een rondje over de kwelder en herkennen inmiddels niet alleen Zeekraal, maar ook Alsem en Lamsoor.
De geul door de kwelder, die we vanmorgen voorzichtig met opgetrokken kiel en roerblad zijn opgevaren, staat nu vrijwel droog. Ons bootje ligt met lange lijnen aan de kade. Onbeweeglijk in het slik op zoveel afstand van de kant dat we maar moeizaam van en aan boord kunnen komen.
Vijf in de klok, bier in ‘t Zeilhoes. Klassiek café met een lage tapkast en Perzische kleedjes op tafel. Vriendelijk meisje achter de toog dat lachend meldt dat hier geen havengeld wordt geheven.

Stil terras met uitzicht over de Noordpolder. Een plek waar we elkaars gesprekken net iets te goed kunnen volgen.
Het gaat bij ons al snel over het tijdstip van hoogwater en nieuwe bestemmingen. De reis, niet het doel. U zegt het. Maar om de reis te kunnen maken, kiezen we zorgvuldig een doel. Ook al is daar verder niks.

Puk vaart uit 11
Wad bij Oostpunt Schiermonnikoog

Een harde, droge wind giert om het kleine huisje op de prairie. Over de dorpel onder de voordeur komt het eerste stofzand naar binnen.
Zo voelt het een beetje op het drooggevallen wad onder de Oostpunt van Schiermonnikoog.

Ons scheepje ligt in de oneindige vlakte. De wind giert, maar in de kleine kajuit loopt de koffie geruststellend door. De regie heeft er een onheilspellend muziekje onder gezet.

Straks zullen we weer vlot zijn en moet het anker zich bewijzen. Wij maken ons op voor een onrustige nacht, maar troosten ons met de gedachte dat we in de late hondenwacht weer droogvallen en zullen kunnen slapen.

En onrustig is het. We gieren heen en weer achter het anker ( als een rivierpontje aan een ketting). De puts als handrem achter de boot helpt nauwelijks. Met de kleren aan liggen we op de banken onder een dekentje. Het is onwennigheid.

Omhoogkijkend door het openstaande luik schuift De Grote Beer ( steelpan) regelmatig voorbij. Het midzwaard bonkt in de zwaardkast en er zijn diverse geluiden die zich moeilijk laten duiden.

Dan moet ik even ingedommeld zijn, want wil naar de wc en kan mij de toegangscode van het toiletgebouwtje niet herinneren.

Ik hijs de puts aan boord om erin te plassen. Nooit bij nacht op een wiebelig achterschip gaan staan. Dat kan lelijk aflopen. Om mij heen een duistere, onrustige leegte.

Ik lig niet vaak wakker ‘s nachts. Zij wel. Maar nu hoor ik toch echt een regelmatig snurkje. Het keren van het tij, stroom tegen wind, droogvallen en weer vlotkomen. Alles waar we ons meer of minder bezorgd om hebben gemaakt, voltrekt zich helemaal vanzelf.

Om acht uur in de ochtend constateren we dat we best redelijk geslapen moeten hebben, want het is niet de lange nacht geworden die we vreesden.
Met hernieuwd bravoure zeilen we een ongemarkeerde route onder het eiland langs, via de veerdam, naar het hoekje om droog te vallen naast de haveningang van Schiermonnikoog.

Puk vaart uit 12
Paesensrede

Even niet weer een onrustige nacht – hopen we – en worden op onze wenken bediend. De wind draait bij en komt van over het eiland Schiermonnikoog. We liggen beschut en mooi vlak op de modder.

‘S middags in het dorp borrelen we met de oud-collega die hier onze buurvrouw op het slik is. Je komt elkaar steeds weer tegen, dat zei ik al.
Zij raapte de kokkels voor de vongole zelf, terwijl wij al blij waren dat we ze eerder in het haven restaurant hadden kunnen bestellen.
Als we teruggaan naar de boot, woelt zij die het eten graag ‘voelt’ al snel met blote handen in de modder op zoek naar kokkels. Ze zitten hier overal en al snel lijkt er genoeg verzameld voor een maaltje. Ik pluk er (erg verboden!) wat Zeekraal bij. Het uitwateren, in een bak die steeds in de weg staat, begint.

Voor de tocht naar Ameland zit de wind in de verkeerde hoek. Weer Lauwersoog? Ja, maar niet nu. Later.
We varen met zon en gunstige wind naar Paesensrede. De hele vissersvloot van Paesens verging in 1883 tijdens een zware storm bij Borkum. Ze waren met slecht zicht in hevige regen gedesoriënteerd geraakt. Tweeëntwintig schepen vergingen, slechts een visser overleefde de ramp.
Wij gaan voor anker in de geul vlak voor het wantij, de waterscheiding zou je in de bergen zeggen, dat je over moet voor Ameland.
We eten kokkels in witte wijn en vragen ons af waarom we altijd mosselen en oesters gezocht hebben, terwijl dit minstens zo lekker is.
Aan het eind van de middag niet richting Ameland, maar terug naar Lauwersoog. Water tanken, benzine kopen, moed verzamelen. In de vroege ochtend zullen we naar Ameland varen.

De krentenbollen voor onderweg zijn gesmeerd. Net als de Grote Mensenredder Peter R. De Vries, houden wij krentenbollen achter de hand wanneer rustig lunchen erbij dreigt in te schieten. Waar De Vries zijn bollen onbelegd eet, zit er bij ons – het vlees is zwak – boter en kaas op.
De wekker staat op half zes, we hebben de ebstroom nodig. Om zes uur ‘s morgens tellen we onze knopen opnieuw en komen er een tekort.
De windverwachting loopt voor ‘s middags naar vijf met slecht zicht in buien. De vissers van Paesens indachtig, zien we van de onderneming af. Ook deze keer gaat de terugtocht naar Edam waarschijnlijk binnendoor.