Pietje en de powerboat

De romp beukt over het knobbelige water van het Markermeer. De twee V8 motoren – 440 PK per stuk – grommen zwaar, maar houden zich goed. Dan, vanaf negentig kilometer per uur, wordt alles anders. De ruim zeven meter lange, blauwe Donzi powerboat drukt zijn neus omlaag en komt in horizontale positie. De boot tikt nog slechts de toppen van de golven aan en trekt door naar honderdtien kilometer per uur.

Er heerst nu rust aan boord. Een sensatie tussen varen en vliegen. Schoonheid en techniek komen samen in de stabiele modus van het schip, de snelheid en de trance van de sonoor ronkende motoren. De schipper en zijn co-piloot kijken elkaar even aan. Een moment van extase waarin alles klopt. Precies zoals het werd beschreven door de filosoof Robert M. Pirsig in zijn boek Zen en de kunst van het motoronderhoud. Een literaire hit in de tijd dat de bootjesmensen van WSV De Zeevang nog piepjong waren.

Mijn broer timmerde als achtjarige al afzaagstukken hout op elkaar, verbond voor- en achtersteven via het puntje van de mast met een touwtje en toonde onze ouders trots zijn ‘schip’. Er moet nog een foto van zijn in een album bij mijn moeder. Later waren er brommers, een schuur vol onderdelen en een tierende vader op zoek naar zijn gereedschap. In die tijd hadden we ook even een zeilboot samen. Een oude Sharpie met twaalf vierkante meter zeil en een voordek dat we voorzagen van een nieuwe plaat triplex en een frisse laag Bordeauxrode verf.

Nu heeft mijn broer alweer jaren een eigen werkplaats op een boerenerf in de Beemster. Zo goor van de olie en vol van oude onderdelen als de schuur vroeger thuis was, zo schoon en opgeruimd is deze loods. Een klassieke Amerikaanse pick up-truck heeft er gestaan tot het project er een teveel bleek naast de andere auto’s en boten. Nu staan er een ranke, houten sampan – met de motor van een Renault R4 die vervangen zal worden door elektrische aandrijving middels twee afgeschreven rolstoelmotoren – en buiten het seizoen de zelf opengewerkte powerboat met glimmend stalen kleppen en buizen.

De Donzi – bootnaam, merknaam en een begrip in de wereld van de raceboten – is een langjarig project van mijn broer en een jeugdvriend die het grootste deel van het jaar in Dubai werkt. De boot is een bodemloze put waarin de twee al jaren geld storten voor peperdure onderdelen en speciale gereedschappen. De rolverdeling ligt vast. Mijn broer breekt zich zorgelijk het hoofd over technisch- en financieel schier onmogelijke opgaven, zijn maat is steevast optimistisch, onweerstaanbaar geestig en soms in staat tot het vinden van ongedacht eenvoudige oplossingen.

Tijdens een gezamenlijke campervakantie in gezelschap van hun vrouwen, bezochten de vrienden de werf van de rijke en beroemde Italiaanse powerboat ontwerper Fabio Buzzi, toen vierenzeventig jaar oud. Met hun inmiddels opgebouwde expertise bleken ze gewaardeerde gasten die een persoonlijke rondleiding kregen van de racelegende zelf. Niet lang daarna zou Fabio Buzzi zich samen met boot-ingenieur Luca Nicolini en de Nederlandse raceboot-technicus Eric Hoorn met honderdveertig kilometer per uur te pletter varen op een golfbreker bij Venetië tijdens een recordpoging.

Vanuit de loods in de Beemster is Edam de dichtstbijzijnde toegang tot groot, open water waar enkele gebieden zijn aangewezen voor het varen met speedboten. Als de getrailerde raceboot het wrakke bruggetje bij de loodst eenmaal genomen heeft, is de rest een peulenschil. Op het tewaterlaten zelf na dan, want zelfs met een vier maal vier in lage gearing is het een angstig idee om achteruit van de helling te zakken tot de boot drijft.

Ik was al eerder gepolst of een tijdelijke ligplaats voor het racemonster er bij WSV De Zeevang in zou zitten. De boot zou wat uit de toon vallen, zei ik toen er opnieuw naar gevraagd werd. Maar wellicht was er iets mogelijk, hield ik voorzichtig af. Het kon! De havenmeester had voor enkele weken een plekje vrij aan de F-steiger. Precies in de periode dat de vriend uit Dubai over zou zijn en ze direct vanuit de haven het grote water op zouden kunnen.

Tijdens proefvaarten in het Noord-Hollandskanaal tussen Purmerend en het Alkmaardermeer was een jaar eerder al gebleken dat het geluid van de powerboat opzien baarde. Ik zag met eigen ogen hoe men vanuit de boerderijen in de polder naar de kruin van de dijk kwam om te zien wat zich in het kanaal afspeelde. Dat kon niet lang goedgaan, nog afgezien van het feit dat de schipper en zijn maat er helemaal niet op uit waren iemand tot last te zijn. Er werden dus aanpassingen gepleegd die ervoor moesten zorgen dat de boot op een van de motoren vrijwel stationair draaiend de haven zou kunnen verlaten. De aangebrachte uitlaatkleppen moesten de resterende herrie zo veel mogelijk onder water smoren.

Ik had natuurlijk kunnen doen alsof ik de heren van de speedboot niet ken, maar ik heb al vaker versteld gestaan over wat de mensen in een kleine havengemeenschap van je weten. En dan heb ik het nog niet eens over wat ik zelf heb verteld door onze zeilavonturen met Pietje in het clubblad te zetten. Dan dus maar de vlucht naar voren! Ja, wij van dat schattige, kleine zeiljachtje – dat soms zelfs op het zeil de haven in- of uitkomt – zijn respectievelijk schoonzus en broer van die ene meneer van die monsterlijke raceboot.

Het vaartuig – dat in menig opzicht meer gemeen heeft met een straaljager dan met de kruisers en jachten in de Edammer haven – werd beleefd, maar gereserveerd door de havenmeester ontvangen. Hinkend op een motor en met neergelaten kleppen dobberde de boot vervolgens de haven uit voor een eerste trip Edam-Huizen via Pampus. Het mocht niet verhinderen dat fronsende havengenoten ‘kalm-aan’-gebaren maakten en een schipper in getier ontstak. Aanblik, imago en het toch nog resterende motorgeluid bevestigden de vooroordelen kennelijk genoeg om niet al te vriendelijk te zijn.

Ik vermoed dat mijn broer er nog het meest mee zit. Hij wil niet dat ik op zijn liefhebberij wordt aangekeken en hij kan sowieso slecht tegen in zijn ogen onrechtvaardige afwijzing. Maar als ik suggereer dat zijn boot bij Holland Sport naast de Schellingwouderbrug misschien meer op zijn plek zou zijn geweest, komt hij voor zijn hobby en boot op.

Edam is voor hem de best bereikbare uitvalsbasis en hij doet er alles aan om aan bezwaren van andere watersporters tegemoet te komen. Zijn boot voldoet aan alle eisen en op het Markermeer kan het gas op een aantal plekken legaal open. Onopgemerkt zal Donzi niet blijven, maar waarom zou de powerboat niet op een klein beetje tolerantie van de anderen mogen rekenen, als hij dat op zijn beurt is voor de bezwaren? Is de liefde voor techniek en snelheid soms minderwaardig aan die voor zeilen en cruisen?

Nu ja, de vier weken op de passantenplek aan de F-steiger zijn niet volgemaakt, maar dat lag vooral aan de weersverwachting. Een laatste overnachting wordt nog afgerekend, terwijl de boot stationair draaiend voor het havenkantoor is afgemeerd. De havenmeester geeft schoorvoetend toe dat het geluid op dat moment niet echt overlast gevend genoemd kan worden. Mijn broer zegt hem wel te weten wat hij en zijn maat vooral fout doen: hun passie is er een van asocialen en criminelen. Dat vooroordeel blijft knagen, maar de liefde voor techniek, kracht, snelheid – en vooruit – een fijn motorgeluid, is sterker.

Bas van Horn