Rijkdom, ruimtebeslag en rechtvaardigheid

Rijke mensen nemen letterlijk en figuurlijk meer ruimte in dan arme mensen. Letterlijk als het gaat om het ruimtebeslag van hun bezit en bezigheden. Denk aan grote huizen, boten, auto’s, vakanties, (zaken)reizen en spullen in het algemeen. Figuurlijk in de zin van ecofootprint, macht, invloed en zelfmanifestatie. Begrenzen van rijkdom is daarmee relevant voor ruimte en milieu, maar ook voor het bestrijden van tweedeling en polarisatie en het bevorderen van rechtvaardigheid. Doen dus?

Onvrede over ongelijkheid is van alle tijden, maar om het overzichtelijk te houden begin ik hier bij de film Wall Street (1987) waarin Michael Douglas schittert als de corporate raider die staat voor het ongebreidelde kapitalisme: ‘Greed is Good’.

Na de eeuwwisseling was er de Franse econoom Thomas Piketty die uitlegde hoe de rijken met hun belegd vermogen steeds rijker werden en de werkenden steeds armer. Daarnaast had je het strovuur van de Occupy-beweging dat zich vanuit Wall Street kortstondig over de wereld verspreidde, met dank aan de mediagenieke Guy Fawkes-maskers.

Meer recent stal Rutger Bregman de show op het World Economic Forum in Davos door de regeringsleiders en superrijken voor te houden dat het over belasting betalen zou moeten gaan en niet over filantropie. Sander Schimmelpenninck, zelf telg uit een familie van oud geld, hield zijn ouders op televisie even ongemakkelijk als aandoenlijk voor dat het erfrecht zou moeten worden aangepast om de kansengelijkheid te bevorderen.

Overvloed en onbehagen

Allemaal pleidooien voor eerlijker inkomens-, vermogens- en erfbelasting om de ongelijkheid in ons land te bestrijden. En in dat rijtje hebben zich vanuit filosofische hoek nu de ‘limitisten’ gevoegd.  Zij menen de grens tussen rijk en té rijk te kunnen bepalen. Het soort rijk dat niets mee toevoegt aan de rijkdom van het rijk zijn en dus afgeroomd zou moeten worden ten bate van de minderbedeelden.

Grappig dat deze pleidooien vaak vanuit de bevoorrechte klassen komen en soms – zoals in het geval van Schimmelpenninck – zelfs uit kringen van het oude geld. Het sluit aan bij een fenomeen dat door de Britse historicus Simon Schama zo treffend werd beschreven in zijn boek ‘Overvloed en onbehagen’. De worsteling van de steenrijke Hollandse kooplieden in de Gouden Eeuw met hun welstand en Calvinistische geloofsovertuiging.

Je kunt je afvragen of de limitisten en egalitaristen niet ten onrechte uitgaan van een ‘zero sum game’. Want gaat exorbitante rijkdom wel steeds ten koste van de minderbedeelden? Zijn die pleidooien niet eerder ingegeven door rechtvaardigheidsgevoel, onbehagen of jaloezie?

De Eigendom

Hoe het ook zij, de voorstellen raken aan het idee van de eigendom. En dat idee wordt niet alleen gekoesterd door bezitters. Ook wie geen nagel heeft om aan zijn kont te krabben, hecht aan het mijn en dijn en de overdraagbaarheid daarvan.

Familie, traditie en ‘de kinderen nog iets willen geven’. Beperking daarvan stuit op wantrouwen, ook als er niets te duchten valt omdat het over te dragen bezit ruimschoots valt onder de belastingvrije voet. Juist dan misschien omdat de overheid er vaak niet goed op staat en goedbedoelde ideeën voor herschikking van welvaart moeiteloos belanden in het rijtje van zaken die ‘ze’ ons afpakken.

Misschien moeten we niet alles met groen en duurzaam willen oplossen 

Wie de ongelijkheid wil bestrijden begint beter aan de andere kant. Door beter loon te eisen nu de inflatie hoog en de arbeidsmarkt krap is. En met hogere minimumuitkeringen, burgerdividend of hoe je het noemen wilt. Hoeveel daarvan door extra belasting van de rijken en grootbedrijven bij elkaar gebracht moet worden, is dan een zaak van druk zetten voor werknemersbelangen, techniek en politieke wil.

Van die politieke wil moeten we misschien niet te hoge verwachtingen koesteren. Onder andere door de coronacrisis en de compensaties voor energieprijsstijging, vliegt het overheidsgeld toch al de kas uit terwijl dat geld niet meer gratis is. Bovendien gaat de energietransitie de overheid en burgers nog veel geld kosten. Het zal de kansen op herverdeling van welvaart via de overheid niet vergroten, terwijl de onvrede over de ongelijkheid verder groeit.

Voor de publiekseconoom Barbara Baarsma en de haren zijn hier geen dilemma’s. Zij vergroot eenvoudig de taart met Groene Groei – dat wil zeggen economische groei op smaak gebracht met duurzaamheid, gerechtigheid en toekomstvisie – snijdt eerlijke puntjes af voor iedereen en heft de ongelijkheid op. Voor ruimtebeslag en milieu reken ik ons ook in dit ‘Haarlemmerolie-scenario’ niet meteen rijk, maar misschien moeten we niet alles met groen en duurzaam willen oplossen.