Klassenmigranten komen ‘uit de kast’

‘Is het daar niet erg low-life?’ had de toenmalig redactiechef van het reclamevakblad Adformatie gevraagd. Het is bijna dertig jaar geleden, maar het staat me nog helder voor de geest. Ik had – als invaller op de redactie – verteld dat we met ons jonge gezin van een bovenwoning in de Amsterdamse Watergraafsmeer waren verhuisd naar een eengezinswoning in Gein 3 Dorp. Nieuwbouw uit de jaren tachtig aan de rand van Amsterdam Zuidoost. Als ‘premie C woning’ gebouwd en bedoeld om de verpleegsters en politieagenten van destijds voor de stad te behouden; ook toen al. 

Uit een interview met een deftige columniste van NRC maakte ik op dat zij vanuit het bijna Gooise Abcoude meende dat ik in haar horizonvervuiling woonde. Ik was verbijsterd, maar had nog niet helemaal door dat ik te maken had met een geografische dimensie van klassenverschil of misschien zelfs wel klassenstrijd. Erkenning van klassenverschil is, drie decennia later, weer helemaal hip en de klassenstrijd mag zich op een nieuwe manier in veel aandacht verheugen. Ik draag graag mijn steentje bij.

De welvaartsgroei en emancipatiebeweging van de jaren zeventig hadden gezorgd voor een enorme toename van hoger- en academisch opgeleiden. Meer meisjes en jongens dan ooit tevoren slaagden erin een hbo-diploma of academische titel te behalen. Niet alleen door hard te studeren, maar ook door zich – al dan niet bewust – de academische folklore en de mores van de hogere klassen eigen te maken.

Voor veel stapelaars van onderwijsdiploma’s – en andere studenten die vaak als eersten in hun familie gingen studeren – betekende het een breuk met de normen en waarden, met de cultuur die ze van huis uit hadden meegekregen. Als ze al ‘uit de kast kwamen’ over hun afkomst, dan was het om te vertellen hoe ze zich aan hun milieu hadden weten te ontworstelen. Het leverde mooie geschiedenissen op, maar ook veel exotisme – De Helaasheid der Dingen van Dimitri Verhulst bijvoorbeeld – met gevoelens van verraad en verloochening tot gevolg.

Armoede of een armoedige afkomst is nog altijd beladen 

Erkenning van de culturele kant van de klassenstrijd danken we in de eerste plaats aan Pierre Bourdieu, de Franse socioloog die met La Distinction (1979) begrippen als cultureel- en sociaal kapitaal introduceerde. Over het belang van de juiste smaak en de juiste contacten. Didier Eribon is ook zo’n Franse intellectueel, met dit verschil dat hij als arbeiderskind pas kon schrijven over zijn afkomst nadat hij ingewikkelde boeken over  Foucault had geschreven. In zijn boek Terug naar Reims (2009) beschrijft hij hoe zijn vader eerst moest overlijden, voor hij zijn moeder weer kon opzoeken in een buitenwijk van Reims. Muizon is niet helemaal de plek van zijn jeugd, maar wel bijna. Ik zie veel overeenkomst met mijn Gein 3 Dorp, maar gelukkig ook veel verschil. Eribon beschrijft de pijnlijke herkenning van de lelijkheid en gelatenheid van de mensen waar hij van is weggevlucht, maar ook hoe dat allemaal nog diep in hem zit. De lelijkheid door slechte verzorging en gezondheid, de wansmaak, de woninginrichting en de wijken. 

Ondertussen hebben we in Nederland diverse stemmen die op belangrijke posities van de ingewikkelde relatie tot hun ‘bescheiden’ afkomst getuigen, zonder er uitsluitend op af te geven. Mensen die zonder paternalisme hun afkomst inzetten voor erkenning en verbetering van leefomstandigheden. 

Oud-vakbondsleider en SP-politicus Ron Meijer komt uit een Limburgs arbeidersmilieu en geeft nu leiding aan het Nationaal Programma Heerlen-Noord. Tim ’S Jongers groeide op in een arm en – zoals dat heet – ‘sociaal zwak’ Vlaams milieu. Hij is nu directeur van de Wiardi Beckmanstichting en maakt zich druk om het gebrek aan inzicht vanuit de doelgroep om sociaal beleid effectief te laten zijn. 

Lenette Schuijt is auteur, coach en docent. Zij schreef Transklasse, leven in twee werelden. Een verhaal à la Eribon, maar dan van een Nederlandse tuindersdochter die ging studeren en daarmee een ‘transklasse-persoon’ werd. Een spreidstander: één been in het ene en één in het andere, nieuwe milieu.

En we hebben natuurlijk Josse de Voogd. De politiek-, sociaal- en electoraal geograaf die ons kennis liet maken met ‘tussenland’. De non-descripte woongebieden die overal hadden kunnen zijn, maar nu eenmaal min of meer betaalbaar en handig tussen mogelijke werkplekken liggen. Hij is ook de onderzoeker die de kloof tussen de ‘haves’ en de have nots’, de aangehaakten en de afgehaakten geografisch, cultureel en politiek in kaart bracht in de Atlas van afgehaakt Nederland. Een onderzoek, samen met Rene Cuperus, dat door Johan Remkes werd aanbevolen aan alle oude en nieuwe Kamerleden. Josse mocht de verkiezingsuitslag op tv duiden, maar leeft zelf van een minimuminkomen omdat hij als zelfstandige met een chronische ziekte buiten allerlei regelingen valt. 

Armoede of een armoedige afkomst is nog altijd beladen. Eribon zei dat openheid over zijn afkomst hem meer moeite had gekost dan de openheid over zijn homoseksualiteit. Toch zijn er nu ervaringsdeskundigen die de moed hebben daaroverheen te stappen. Zij hebben posities en daarmee ‘articulatiemacht’. Maar er blijft toch nog altijd iets hangen in het debat over ongelijkheid en klasse. 

Toch blijft het klasse-denken eendimensionaal 

De bestuurssocioloog Mark van Ostaijen legde onlangs in de Volkskrant de vinger op de zere plek. Ja, er is veel aandacht voor armoede en ongelijkheid, maar toch blijft het klasse-denken eendimensionaal. Want waar een onderklasse is moet ook een bovenklasse zijn. Toch gaat het alleen over de onderklasse. Het gaat over ‘kansen creëren in kansarme wijken’, over noodzakelijke cohesie in buurten en wijken. 

Dat er belangentegenstellingen zijn tussen ‘onder’ en ‘boven’ ontkennen we het liefst. Wie in ‘kansen’ denkt veronderstelt geen frictie, maar hoogstens ‘achterstand’ (tot de bovenlaag). En waarom zijn buurtcohesie en ‘samendoen’ altijd zo belangrijk voor de armere wijken? In de villadorpen staan geen buurthuizen en aan cohesie doen ze er ook niet. Waarom dat zo is, wordt nauwelijks geanalyseerd.

Ja, Gein 3 Dorp was (en is) low-life. Dat is te zeggen: wanneer je de vaklieden, technici, onderhoudsmensen en administrateurs van het nabijgelegen UMC/AMC ziekenhuis of de luchthaven Schiphol tot die categorie rekent. Veelal mensen met een middelbare opleiding in loondienst, werkzaam als zzp’er of in een eigen bedrijf met personeel. 

Ook zij hebben zich geëmancipeerd. Die emancipatie ziet er alleen wel anders uit dan ooit voor hen werd bedacht. Het zelfbewustzijn spreekt uit dure verbouwingen en grote auto’s. Hier heeft de politiek met heimwee naar de verzuiling allang afgedaan. Dit zijn belastingbetalers die zich – afgezien van een gunstige bijtelling – wel eens iets meer zouden willen herkennen in de besteding van al dat geld. 

Ik had als arbeiderskind in een nieuwe sociale omgeving een benedenwoning met een kamer-en-suite in de Watergraafsmeer moeten ambiëren en niet een eengezinswoning in een non-descripte nieuwbouwwijk aan de rand van de stad. Het is een keuze die we altijd hebben moeten verdedigen.

Deze column verscheen bij Romagazine.nl op 29 januari 2024