Categoriearchief: geen categorie

De opportunistische stadsmens of de emancipatie van het invalidenvervoer

De bevolking groeit, het platteland loopt leeg, een aantal steden vol. De stad laten uitdijen doen we niet, want iedereen op een kluitje is beter. Voor de weide en de vogels in het buitengebied, de ‘grootstedelijkheid’ in de stad, het draagvlak van voorzieningen in het algemeen en het openbaar vervoer in het bijzonder. Toch blijft er een probleem. Eigenzinnige stedelingen laten zich – als het even kan – niet collectief en geconcentreerd verplaatsen.

De auto is met behulp van hoge parkeertarieven, parkeerklemmen (!), parkeergarages en transferia teruggedrongen en verdwijnt op veel plekken uit (delen van) de binnenstad. De automobilist gaat voortaan uit eten op de foodstrip aan de rand van de stad, doet daar ook zijn inkopen bij de megastores en gaat er naar de bioscoop.

De fiets werd het alternatief en het nieuwe probleem van de binnenstad. In Rotterdam steeg het fietsgebruik de laatste tien jaar met 20% en in Amsterdam is de fiets sinds 2008 het meest gebruikte vervoermiddel binnen de ring. Veel fietsers bezitten meerdere exemplaren waarvan er doorgaans één ergens aan een paal staat met een lekke band. Een enorme groei van het aantal fietspaden, fietskelders, fietsflats en -stallingboten vermocht de problemen op straat niet verhelpen.

We kennen inmiddels risicovolle snelfietsroutes, fietsfiles en een gestaag groeiend aandeel elektrische fietsen die met hun snelheid en geruisloosheid de anderen verrassen, als ze al niet werden afgeleid door snorfietsen en scooters met een avontuurlijke rijstijl en soms onduidelijke status op de openbare weg. Verder staan de trottoirs en pleinen barstensvol geparkeerde fietsen die elkaar regelmatig als dominosteentjes aantikken en omkiepen.

In deze jungle kende één groep (afgezien van de bezitters van een elektrische auto met parkeerplaats en oplaadpunt) een bevoorrechte en kennelijk jaloersmakende status: de mindervalide medemens. Kende, want die positie staat onder druk. Gereserveerde parkeerplaatsen worden zelfs al verdedigd met de prachtige slogan: ‘neemt u mijn parkeerplaats? Neemt u dan ook mijn handicap?’

Daarnaast speelt nog iets anders. De vergrijzing komt met gebreken en daarmee nam het aantal scootmobielen, brommobielen en ander aangepast individueel vervoer toe. Dat moet menig opportunistisch stadsmens op een idee gebracht hebben, want inmiddels zijn deze vervoermiddelen niet langer voorbehouden aan daadwerkelijk gehandicapte mensen, maar maken ook anderen dankbaar gebruik van de privileges die dit soort vervoer met zich brengen.

Brommobielen in het algemeen mogen niet op de stoep parkeren, maar voertuigen die voldoen aan de wettelijke voorschriften voor gehandicaptenvervoer wel. Er bestaat ondertussen een enorme verscheidenheid aan merken en modellen die soms wel en soms niet op de stoep mogen en zich uiterlijk niet meer als invalidenvoertuig profileren.
De fabrikanten kiezen voor nieuwe doelgroepen die al of niet gehandicapt kunnen zijn. Ik noem de modellen Microcar MC Campus en de Mango Mini Hummer. U kunt dat zien als inspelen op calculerend en hufterig gedrag van stadsverkeersdeelnemers, maar het is wat mij betreft ook een blijk van de emancipatie van gehandicapten.

Steeds minder mensen hebben kennelijk de behoefte zich van gehandicapten te onderscheiden als het om individueel vervoer gaat. Het zal dus niet lang meer duren voordat er alleen nog mee op de stoep geparkeerd kan worden als er een duidelijk zichtbare sticker ‘op medische indicatie’ achter de ruit geplakt zit.

Ja, daar hebben ze op het platteland allemaal geen last van en gelukkig hebben de koeien en de vogels dankzij de verdichte stad alle ruimte.

Bas van Horn

Deze column werd eerder geplaatst op 15 juni 2016 in ROMagazine.nl

Bikkers bitterheid

Communicatieman en ondernemer Leendert Bikker (Bikker & Company) baalt als een stekker. Bikker deed en doet van alles. En nu ging hij de Wereldtentoonstelling 2025 naar Rotterdam brengen. Hij had Shell, KLM en de NS al mee. Zelfs Natuurmonumenten was aangehaakt. Maar minister Kamp van Economische Zaken ziet niks in Expo 2025. “Ze hebben de mond vol van participatie, maar weten zich er geen raad mee”, aldus een bittere Bikker onlangs in de Volkskrant.

EXPO 2025 ging laten zien waar we goed in zijn: delta’s in transitie, droge voeten, duurzame energie en gesloten kringlopen. Een groots, duurzaam en optimistisch gebaar dat Rotterdam al in de aanloop voorspoed zou brengen. Een initiatief dat een klimaat moest creëren voor grote projecten als een derde stadsbrug over de Maas en mogelijk een nieuwe metrolijn.

Alsof de deceptie met de afwijzing van Kamp al niet compleet was, rekende Riek ‘Erasmusbrug’ Bakker, in dezelfde editie van het ochtendblad af met de kopieerkunst van het stel handige jongens. “Als je denkt: wat een leuk glimmend dingetje, doe mij er nog zo een, dan ben je fout bezig”. Zij hield een pleidooi voor visie en plan, integraliteit en lange termijn.

Geheel in lijn met de tijdgeest hadden Bikker c.s. niet gewacht op de overheid, maar waren zelf het initiatief gestart om Rotterdam op te stoten in de vaart der volkeren. Op tal van plaatsen in de wereld had een tijdelijke bestemming de potentie van een gebied of stad manifest gemaakt, waarmee de loper was uitgelegd voor meer bestendige functies of een imago van zelfbewuste veranderingsgezindheid.

Ook al in lijn met de jongste mores in gebiedsontwikkeling was het geen onderonsje geworden van een paar grote investeerders, projectontwikkelaars en de overheid, maar een brede coalitie van stakeholders en kwetsbare belangen.
Daartegenover stak het weer populaire discours van Riek Bakker voor lange termijn, planmatigheid en integrale visie, ouderwets planologisch af. Alsof we niet juist bezig waren de lessen van de beperkte maakbaarheid, de beperkte houdbaarheid van visie en plan te verwerken tot een nieuwe synthese van maatschappelijk initiatief en overheid.

Bikkers bitterheid is begrijpelijk. En hij heeft gelijk dat de overheid nog niet goed raad weet met plannen waarin ze niet zelf voorop gaat. Het betekent nog niet dat de participatiesamenleving minder geloofwaardig wordt zodra het Rijk niet bereid blijkt het ondernemersrisico over te nemen van initiatiefnemers die blijkbaar graag op andermans zak een gokje willen wagen.

Bas van Horn

Eeuwigheidswaarde

Het is schrijnend om te zien hoe een kunstenaar zijn werk op de schroothoop terugvindt. Eén Vandaag toonde het in een reportage waarin enkele scheppers van monumentaal werk geschokt reageerden op het verwijderen van hun kunst uit de openbare ruimte. Maar het staat nog te bezien of we hier te maken hebben met cultuurbarbarij. ‘Alles van waarde is weerloos’, schreef Lucebert, maar dat maakt het omgekeerde nog niet waar.

Dankzij de ‘één procentsregeling’ is er decennialang veel kunst gemaakt en geplaatst in de openbare ruimte. Dat heeft veel goed werk opgeleverd (nooit mooie beelden zeggen), maar ook sculpturen uit cortenstaal die niet van per ongeluk achtergebleven stukken damwand zijn te onderscheiden en slingerend roestvrijstaal dat te pas en te onpas de vrijheid bezingt. Het is een beetje als met de kunst uit de oude Beeldende Kunst Regeling (BKR).

We hebben ermee laten zien een geciviliseerd land te zijn en nu zitten we met de moeilijk (her)plaatsbare voorraad. Dat begint steeds meer op te vallen nu we overal transformeren en herontwikkelen. Gebieden krijgen een nieuwe bestemming, panden verwisselen van eigenaar en de ‘één-procents-kunst’ raakt soms tussen wal en schip.

Rijksbouwmeester Floris Alkemade vindt het belangrijk dat we in ieder geval weten waar de werken terecht komen die hun standplaats kwijt zijn geraakt. Zijn eigen rijkscollectie is precies geïnventariseerd, maar voor de bulk van de kunst op straat zou er vooral een goede decentrale documentatie moeten komen. Het is een advies aan de minister waaraan hij zich geen buil zal vallen.
Iets gedurfder was de opstelling bij Eén Vandaag van Jeroen Boomgaard, lector kunst in de openbare ruimte. Hij betoogde dat we met de kunst in de openbare ruimte een soort ‘cultureel vergrijzingsprobleem’ hebben. Een elegante manier om te zeggen dat er veel gedateerde kunst bij is van kunstenaars die met hun werk ook nog onverkort eeuwigheidswaarde opeisen.

We moeten ons – volgens de lector – de vraag stellen of we: ‘fysiek en mentaal in staat zijn deze nalatenschap te onderhouden. Spreekt het nog aan, heeft het ons nog iets te zeggen?’ De vraag stellen is hem beantwoorden. Boomgaard prijst zich dan ook gelukkig dat jonge kunstenaars en aankopers er anders tegenaan kijken. ‘Het is tegenwoordig heel gewoon om contracten voor tien jaar te sluiten en daarna te kijken: is het nog OK?’

Menig kunstlasser en beeldenbakker lopen waarschijnlijk de koude rillingen over de rug bij zo’n tekst, maar er is beslist wat voor te zeggen. Al was het maar om de lat voor eeuwigheidsclaims wat hoger te leggen.

Bas van Horn
Tekst en advies voor de leefomgeving

Deze blog werd op 21 april 2016 gepubliceerd op de site van ROMagazine

 

Verliezen met een pauperstrategie

Niks ten nadele van de hoeders van het Rotterdams cultureel erfgoed. De historische kern van Delfshaven ligt er prachtig bij en met de Van Nelle-fabriek is een parel van het modernisme behouden. Toch is Rotterdam vooral beroemd vanwege de welhaast Amerikaanse allure van de herrezen binnenstad en de iconische skyline van recenter datum.

Aan de bedrijvigheid en dienstverlening in al die gebouwen voegt het Amerikaanse CIC in het Groot Handelsgebouw nu een broedplaats voor zo’n 550 Startups toe. Een ontwikkelmachine voor high tech entrepreneurs met de ambitie de wereld te veroveren.

Steeds meer van die dienstverleners, kenniswerkers en computernerds willen ook in Rotterdam wonen of blijven wonen. Logisch, want het is er tegenwoordig goed werken voor hooggekwalificeerd personeel en ook nog eens culinair en cultureel aantrekkelijk met – noem eens wat – de nieuwe markthal, Boijmans Van Beuningen en ruimte voor initiatieven als Atelier Van Lieshout.

Maar waar moeten al die gedroomde Rotterdammers wonen? Op die vraag geeft het college van B&W een antwoord met ‘De woonvisie 2030’. Om aantrekkelijker te worden voor midden- en hogere inkomens moeten er zesendertigduizend nieuwe woningen voor die doelgroep bij en twintigduizend goedkope, slechte woningen af. De huurdersverenigingen en de SP zijn natuurlijk tegen, beleid dat ‘arme mensen de stad uit jaagt’ moet gestopt. Ze gaan voor een referendum en waarschijnlijk komt dat er ook.

Dat referendum kunnen die tegenstanders makkelijk winnen, wie is er immers voor het verjagen van arme mensen? Maar dat is de huurdersverenigingen te makkelijk. Ze willen dat de Rotterdammers zich afvragen hoe de stad er vanuit woonperspectief moet gaan uitzien in de toekomst. En dat is een gevaarlijke, want dan is de kans groot dat men niet meteen aan Rotterdam Zuid of de arme gebieden ten westen van de Schie denkt.

Dan kan het best eens zo zijn dat die Rotterdammers een gezonde mix van lage en hoge inkomens in een vitale stad heel wat aantrekkelijker vinden dan de dood in de pot met een pauperstrategie waarin mensen zich tevredenstellen met een ‘redelijke woning die tenminste betaalbaar is’.

Bas van Horn

Deze blog werd op 24 maart 2016 gepubliceerd op de site van ROMagazine

Hopen op gentrificatie

Slapen op een woonboot is de meest ‘authentieke Amsterdam-ervaring’. Die overnachting is dan ook het duurst en het meest gewild bij Airbnb. Het gebied rond de Dam mag er ook zijn, maar dan volgt hip West en helemaal onderaan de lijst bungelt Reigersbos in Gaasperdam bezuiden de A9. Het staat allemaal in de studie van Maarten Hogeweij, student Geografie en Planologie, en werd beschreven in het Parool van 8 februari.

In Oud Zuid moeten ze niks van Airbnb hebben en in Zuid Oost mochten ze het willen. Hogeweij ziet een verband tussen gebieden waar een snelle waardestijging heeft plaatsgehad en het aantal Airbnb overnachtingen. Hippe jonge bewoners van gewilde wijken maken zelf gebruik van Airbnb als ze bijvoorbeeld naar New York gaan. Ze nemen aan dat trendy New Yorkers en andere reislustige jongeren op hun beurt ook wel in hun Amsterdamse hotspot zullen willen verblijven. En dat klopt.

Omdat alle planologen nog steeds kinderen van Jane Jacobs zijn, ziet Hogeweij hier een dubbele bedreiging voor de idylle van de buurt als het dorp in de stad. Eerst de veryupping die de arme mensen de buurt uit jaagt en vervolgens de invasie der rolkoffers die de stad reduceert tot een Nutella pretpark. Zoiets.

Ikzelf woon in een belendend wijkje van Reigersbos. Hier rolt slechts zelden een koffer. Een kleine twintig jaar geleden verruilden wij met ons gezin de Amsterdamse binnenstad voor een eengezinswoning in Gein III dorp. Een voormalige ‘Premie C’ koopwoning, destijds gebouwd onder wethouder Jan – ‘in gelul kun je niet wonen’ – Schaeffer, om de lagere middenklasse voor de stad te behouden.

Een verstandige en aantrekkelijke keuze. Ga maar na: een autoluwe, kindvriendelijke wijk, met een leuke gemengde basisschool, een huis met een tuintje, recreatiestrand Gaasperplas om de hoek en toch binnen een half uur met de metro op de vertrouwde Nieuwmarkt, hartje centrum. Het kon niet anders of vele jonge gezinnen uit het centrum zouden ons voorbeeld volgen.

Dat liep anders. Jonge gezinnen bleven voortaan in de binnenstad. De auto werd teruggedrongen en de toch altijd begeleidde kindverplaatsingen werden opgeleukt met de kinderbakfiets. In Gein III dorp waren nieuwkomers ondertussen vaak oudgedienden. Tweede generatie gezinnen van jongens die met hun jeugdvriendinnetje voor zichzelf begonnen in een vertrouwde omgeving.

Zo bleef alles bij het oude en daar is niks mis mee. De voordelen van Gein III zijn nog altijd min of meer betaalbaar voorhanden en heimwee naar de stad valt met de metro prima te bestrijden, zij het dat we van het gemeentelijk vervoerbedrijf nog altijd als Assepoester om twaalf uur het bal moeten verlaten. En nu de kinderen zo’n beetje het huis uit zijn is het wel saai, daar net niet aan het water van het Gein waar Rembrandt nog geschilderd heeft.

Maar kijk, daar is de nieuwe WOZ-beschikking met alweer een hogere aanslag. Zie, twee kinderbakfietsen voor het hek bij de school om drie uur! En hoor ik daar niet een rolkoffer? Gentrificatie is iets waarop je ook een beetje kunt hopen. En dan natuurlijk Airbnb. Ik verheug me al op een weerzien met New York.

Bas van Horn
Tekst en advies voor de leefomgeving

Deze column werd op 17 februari 2016 geplaatst op ROmagazine.nl

De haarvaten van de stad

‘Eén maal rampspoed, alstublieft!’ De kassière van debatcentrum De Balie in Amsterdam heeft het grapje duidelijk vaker gehoord. Rampspoed is de titel van de live talkshow ‘Stadsleven’ van NRC-journaliste Tracy Metz. Thema van deze januari-editie: grote steden zijn kwetsbaar, wat bedreigt de stad het meest en wat kunnen we doen? De top drie van de avond: water, cybercrime en terrorisme. Conclusie: we doen het geruststellend goed, dankzij onze aanpak ‘tot in de haarvaten van de stad’.

De vertoonde fragmenten uit de film Flood zijn niet heel realistisch, de beelden uit Noord Engeland van kort voor Kerst des te meer. We zien huizen onder water en een voetgangersbrug die bezwijkt onder watergeweld. Dat doen wij beter. Dankzij niet aflatend waterbeheer dat via de waterschappen sinds de middeleeuwen tot in de haarvaten van de samenleving reikt, maar toch ook dankzij de watersnoodramp van 1953 die ons hardhandig wakker schudde.

Topambtenaar en ‘watergezant’, Henk Ovink – hij stond New York en New Orleans namens onze natie van dijkenbouwers en baggeraars bij na de overstromingen door ‘Sandy’- is niet meer zo te porren voor het verhaal van ontbrekend ‘waterbewustzijn’. Hij heeft het liever over het permanent onderhoud en beheer dat we toch al doen en vooral ‘slim’ moeten inrichten. Van high tech tot heel eenvoudig, van centraal tot in – alweer – de haarvaten van de samenleving.

Pieter Jannink van MUST Stedebouw legt uit hoe de zwakke Lekdijk (nomen est omen) het Amsterdams Westelijk havengebied bedreigd. De plek waar we nou net een aantal vitale functies hebben samengebracht. We verbranden er vuil, maken er elektriciteit, slaan er olie op en houden er depot van het Stedelijk Museum. Alles ruim onder zeeniveau. Ingrediënten voor een horrorscenario, dat vraagt om een ‘Big Plan’, maar ook om geruststellend eenvoudige ingrepen.

Een doorgebroken Lekdijk blijkt niet het recept voor de grote kladderadatsch, maar zorgt hooguit voor dertig centimeter water op de vloer. Geen noodaggregaten meer in de kelder dus – zoals bij het VUMC – en verder bijvoorbeeld reflecterende stokken langs de wegen plaatsen (zoals ze in de besneeuwde Alpen doen). Om te kunnen zien waar je rijdt als er water op de weg staat.

Die laconieke toon slaat ook John Jacobs, strategisch adviseur Rotterdam Resilient City, aan. Buitendijks houden we meestal de droogste voeten (!), maar laadpalen voor elektrische auto’s op een Rotterdamse kade die zo nu en dan onderloopt, is dan weer niet zo handig.

Voor John zijn ‘meekoppelende belangen’ het toverbegrip bij waterveiligheid. Zorg dat het water altijd meegenomen wordt. In duurzaamheid, in leefbaarheid in wat de mensen willen van hun leefomgeving. Tot in de ‘haarvaten’ van de stad, zeg maar. Hij vertelt het alle buitenlandse delegaties die komen kijken hoe Rotterdam zich tegen het water wapent. Voor velen is het een eyeopener.

Bij cybercrime kunnen we dan net weer wat minder met de ‘haarvaten’ benadering. Chris van ’t Hof die komt vertellen over zijn boek ‘Helpende Hackers’, heeft via een skypeverbinding zijn protagonist oxDUDE meegenomen naar De Balie. Deze dude is ‘ethical hacker’ sinds 1998 en heeft inmiddels 4676 ‘responsible disclosures’ op zijn naam.

Terwijl Chris ons meeneemt in de soms banale wereld van de cybercrime (je kunt op internet al voor € 80,- een DDOS-aanval bestellen) rammelt oxDUDE op zijn toetsenbord en toont even later een schema van een pompcircuit van Waternet. Hij zegt de kraan dicht te kunnen draaien als hij dat zou willen. Waternet is dan inmiddels op de hoogte. Dat is dus een ‘responsible disclosure’. In het dagelijks leven is deze hacker gelukkig beveiligingsadviseur bij de Rijksoverheid, maar om zich echt zestien uur per dag te kunnen storten op ‘responsible disclosures’, heeft hij nu een jaar onbetaald verlof opgenomen. Wij boffen maar met onze hackers.

Maar wie wil er nu de kraan dichtdraaien? Een afperser of een terrorist. Jelle van Buuren, Centre for Terrorism and Counterterrorisme Den Haag, en Hassan Bahara, jihadwatcher voor de Groene Amsterdammer, schatten de kans op aanslagen in ons land voorzichtig iets minder ongunstig dan de nationale coördinator terrorismebestrijding. Met alle mogelijke slagen om de arm natuurlijk (‘ik weet niet wat hij weet’).

Dat we sinds de moord op Theo van Gogh in ons land verschoond zijn gebleven van jihadistische aanslagen en er opvallend weinig Amsterdammers naar Syrië vertrekken, is volgens van Buuren en Bahara te danken aan onze unieke preventieve aanpak, dicht bij de burger. In Parijs en Brussel spreken de bewoners van de immigrantenwijken niet met de autoriteiten. Hier gaf een moeder haar eigen zoon aan bij de wijkagent omdat ze vreesde dat haar jongen naar Syrië zou afreizen.

De moord op Theo had ons – net als de watersnood in Zeeland – cynisch genoeg ‘gewaarschuwd’. Daar danken we de Deltawerken aan en een ruime ervaring in die typisch Nederlandse preventieaanpak tegen terrorisme. Dat Van Gogh de keel werd doorgesneden door een jongen uit West die zijn baardje had laten staan nadat hij het wijkcentrum en de burgerparticipatie in het algemeen teleurgesteld de rug had toegekeerd, laten we voor het gemak buiten beschouwing. Een preventieve aanpak ‘tot in de haarvaten van de stad’ is nu eenmaal echt ons ‘ding’.

Bas van Horn
Tekst en advies voor de leefomgeving

Dit blog verscheen op 27 januari 2016 op  ROmagazine.nl

Lege staat, leeg kantoor, barstensvol regels

Sturen op hoofdlijnen, terugtrekken op kerntaken, privatiseren. Twintig jaar geleden muntten Uri Rosenthal en Jouke de Vries voor het resultaat al de term ‘Lege Staat’. In het gat van de ‘Lege Staat’ sprongen de externe accountants en adviseurs. Groen Links liet het uitzoeken en introduceerde in 1999 de term ‘De Zesde Macht’.

Het kwam erop neer dat we niet zozeer geregeerd werden door de ambtenaren (vierde macht) of de media (vijfde macht) maar vooral door de consultants van bureaus als Boer & Croon, Twijnstra en Gudde en KPMG. Daar waren ze bij KPMG aan de A9 in Amstelveen best trots op, maar dat is allemaal lang geleden.

KPMG heeft niet langer het sexappeal van ‘duistere macht’, maar eerder het imago van onhandige sjoemelaar. Het bedrijf sleept een lange lijst van affaires achter zich aan. Die zijn voor een belangrijk deel alweer zo’n beetje vergeten, maar dat geldt niet voor de kwestie rond het nu al jaren goeddeels leegstaande oude hoofdkantoor op een paar honderd meter van het nieuwe.

Ruimtegebrek was de aanleiding voor de nieuwbouw. Een magere smoes of een blijk van wel heel weinig inzicht in de ontwikkeling van behoefte aan kantoorruimte binnen de eigen organisatie. Het nieuwe pand is veel te duur en te groot, terwijl steeds minder werknemers op kantoor achter hun bureau zullen zitten.

Over de werkelijke reden van de verhuizing schreef Marcel van Lieshout onlangs in de Volkskrant: ‘Die verhuizing ging gepaard met dubieuze financiële constructies die wel lonend bleken voor partners van het accountantsbureau.’ Het Openbaar Ministerie heeft nog altijd een strafrechtelijk onderzoek naar de zaak lopen.

KPMG zit ondertussen vast aan een langlopend huurcontract en de Duitse vastgoedeigenaar CRI wilde jaren niks weten van transformatie van de kansloze kantoorruimte tot woningen. Die zijn eindelijk om, maar daarmee zijn we er niet.

De staat mag qua denkkracht en expertise leeg getrokken zijn, vermindering van regelgeving is er niet echt van gekomen.
Ook als er straks 300 tot 400 kredietwaardige en wilsbekwame kopers zijn voor een appartement op een bedrijventerrein langs de A9 in de buurt van Schiphol, dan nog moet eerst het bestemmingsplan gewijzigd, zijn er de lucht- en geluidseisen en is er ten slotte nog het vuistdikke Bouwbesluit om ervoor te zorgen dat het project uiteindelijk niet uit zal kunnen. De gemeente Amstelveen spreekt desalniettemin van een ‘haalbaar plan’. Ik help het ze hopen.

Ik wens u een regelluw 2016
Bas van Horn

Deze blog werd eerder gepubliceerd op ROmagazine

 

De veilige ruimte

In zijn boek Soumission beschrijft Michel Houellebecq de vlucht door lege straten van enkele gasten die een chic literair feestje bezochten in het hartje van Parijs. Zijn fictie wordt inmiddels onuitwisbaar ingekleurd door de nieuwsbeelden uit Parijs en Brussel.

Al eerder wees een roman van Houellebecq vooruit naar extreem Islamitisch geweld. In zijn boek Platform is sprake van een aanslag op een Aziatische toeristenoord. Niet lang na verschijning van de roman blies een zelfmoordenaar zich op in een nachtclub op Bali en kwam voor de deur een bomauto tot ontploffing.

Om het dicht bij huis te houden, heb ik het hier verder niet over de vele Islamitische aanslagen in de Arabische en Afrikaanse wereld en ook niet over de Russen die inmiddels kampioen ‘slachtoffer van extremistisch geweld’ schijnen te zijn. Charly Hebdo, de Bataclan, Stade de France en de beklemming in Brussel zijn hier even genoeg.

Bij ons nog geen code rood, maar wijzelf zijn ook al sinds eind september vorig jaar alert. Nadat het kabinet besloot mee te gaan bombarderen tegen IS, worden we geacht niet bang maar wel oplettend te zijn. Veel concreter dan ‘verdachte pakketjes’ melden en drukke plekken in de stad mijden wordt het meestal niet.

Op de een of ander manier hebben we besloten ons voor te bereiden op aanslagen in de stedelijke openbare ruimte. En dat is ook niet zo gek na de meest recente ervaringen. Toch moet het misschien een beetje meer gaan over die andere potentiële doelwitten: fabrieksinstallaties, havens, centrales, opslagterreinen voor olie en chemie.

Toevallig houdt de VVM, beroepsvereniging van milieuprofessionals, op 1 december aanstaande het symposium ‘Jaar van de veilige Ruimte’. Een knipoog naar het bijna afgesloten ‘Jaar van de Ruimte’ en een oproep voor meer aandacht voor deze thematiek. Het gaat over de risico’s voor mens en milieu bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. Dus niet over moedwillig misbruik van die opslag en dat vervoer. Lijkt me toch heel raar als ze daar nu op 1 december niet óók met elkaar over spreken.

 

Deze blog werd op 25 november 2015 gepubliceerd op de site van ROMagazine

De samengeknepen billen van de boswachter

Oktober stond in het teken van het thema ‘Metropolitaan Landschap’. Het is één van de twaalf ‘onvermijdelijke ruimtelijke opgaven’ die de vereniging Deltametropool naar voren schuift voor het Manifest 2040 waarmee het Jaar van de Ruimte op 15 december in de Rijtuigenloods in Apeldoorn wordt afgesloten.

Het thema voelt niet zo urgent en onvermijdelijk als het vullen van zandzakken bij verhoogde dijkbewaking, maar het is wel degelijk een kwestie om bij stil te staan. Want als ons land een stad is, dan zijn natuur en landschap onze parken en plantsoentjes. En die zijn belangrijk voor het vestigingsklimaat, de gezondheid van de stadsbewoners en de huizenprijzen, dat weet ieder stadsbestuur.
Toch is de nationale plantsoenendienst (DLG) afgeschaft. Daar is de Deltametropool droevig over, maar de club ziet achter de wolken een zonnetje. Iedereen vindt het landschap belangrijk, terwijl het Rijk zich terugtrekt. Dat schept kansen voor verdienmodellen van aantrekkelijke natuurgebieden. Het is aan de burgers en bedrijven om creatief aan de natuur te verdienen en tegelijkertijd ons aller ‘natuurlijk kapitaal’ te beheren.

Dat vond staatssecretaris en ponyboer Henk Bleker destijds ook al, maar hij zeker niet alleen. Thomas van Slobbe lanceerde in 2004 zijn aantrekkelijker natuur in de vorm van het ‘smulbos’. Een prachtig idee om de belangstelling voor de natuur weer terug te brengen bij de vraag: kun je dat eten? Gratis hazelnoten, beukennoten, bessen en paddenstoelen in ‘pluknatuur’. Jammer dat Van Slobbe zijn hand overspeelde door te wijzen op de multiculturele kant van de zaak. Zijn smulbos kwam daarmee in het verkeerde frame terecht en werd weggezet als ‘allochtonenbos’.

Ook de ‘grootgroenbezitters’ vonden het tijd de natuur een beetje te ‘ontheiligen’. Ons ontzag had de natuur onaanraakbaar en daarmee ook een beetje kil gemaakt. We moesten wat meer van de paden mogen om rond te kunnen struinen. En als daarbij eens een takje brak, dan was dat heus niet erg!

Natuurmonumenten lanceerde in die geest het concept OERRR, waarmee kinderen de natuur op een stoere manier mochten ervaren.

Maar alles met mate. Hutten bouwen op een speciaal terreintje, kampvuur met toezicht en het zand onder je voeten voelen op het ‘blote-voeten-pad’. Je voelde de samengeknepen billen van de boswachter bij al dat ravotten in zijn natuur.

En nu is hij dan toch uit zijn rol van groene stoeikameraad gevallen. Op de Hoge Veluwe kan hij het niet langer aanzien en grijpt in. Het zijn er slechts een paar die het voor de anderen verpesten, de goeden moeten dan maar onder de kwaden lijden: iedereen terug op het pad!

Het zijn de fanatieke amateurfotografen die de weelde buiten de paden niet aankunnen. Met hun camouflagepakken en telelenzen jagen ze de edelherten de stuipen op het lijf. Van pure stress schuilen de beesten in grote groepen bijeen, zoals zebra’s doen als ze leeuwen ruiken.

Nu doden die fotojagers hun prooi natuurlijk niet en de beesten zullen op den duur vast wel wennen aan die groene mannetjes, maar daar gaat het niet om. ‘De mens is te gast in de natuur en dient zich ook zo te gedragen’, meent de boswachter die zijn verhaal mocht doen in de Volkskrant van 21 oktober.

Dat zijn natuur ook maar een mensenverzinsel is waar planten en beesten geen boodschap aan hebben, is aan de bosbaas niet besteed. Deze functionaris (en misschien nog wel een paar van zijn collega’s) moeten eerst nog een beetje leren ‘loslaten’, dan komt daarna dat aantrekkelijke Metropolitane landschap vanzelf wel. Met natuur waar de mens niet ‘te gast ’is maar thuis hoort,
net als de planten en de dieren.

Deze blog werd op 23 oktober 2015 gepubliceerd op de site van ROMagazine

 

RO van de gezonde stad en de weg van het gesubsidieerd toneel

De gezonde stad staat hoog op de lijstjes van overheden en universiteiten, het is een aandachtsveld van het Jaar van de Ruimte, NRC-journaliste Tracy Metz wijdde er de jongste editie van haar Amsterdamse talkshow Stadsleven aan en natuurlijk laat ook RO magazine zich niet onbetuigd.
Het septembernummer van RO magazine had ‘gezonde steden’ als thema. Het werd ingeleid met een essay van PBL onderzoeker Leendert van Bree. Een stuk dat net niet begon met de loden waterleidingen van de Romeinen, maar wel met het stromend water, de riolering en de woningwet van omstreeks 1900.

De portee van het verhaal: RO, infra, wonen, werken en sociale vraagstukken – zoals gezondheid – vormden ooit één opgave. Het wordt tijd om dat weer op te pakken. En omdat we in een eeuw al een eind gekomen zijn met schoner water, lucht, bodem en meer veiligheid, richten we ons op het gedrag van de burger zelf. Minder eten en meer bewegen zijn belangrijke aangrijpingspunten.

Wilson Wong van de praktijkleerstoel gebiedsontwikkeling van de TU Delft voegt daar in hetzelfde themanummer aan toe: “De kunst is om mensen niet alleen voor te lichten, maar ook een duwtje in de goede richting te geven zonder paternalistisch te zijn.” En daar zit hem precies de kneep. Hoe doe je dat? En hoe doe je dat op een manier dat het effect heeft?

Wong had al uitgelegd hoe het grid van een compacte stad uitnodigt om te bewegen. Veel functies, modaliteiten en keuzemogelijkheden dicht bij elkaar. Groen is daarbij leuk, maar je moet er wel wat mee kunnen. Anders werkt het niet.

Cor Wagenaar, bijzonder hoogleraar ruimte en gezondheid aan de Rijksuniversiteit Groningen, had dat in zijn column ‘Manhattan of Almere’ op de site van Stadleven Amsterdam ook al heel mooi geïllustreerd met een vergelijking. Almere is weids en groen, maar het is wel veel kijkgroen en de afstanden zijn groot. Je pakt er al snel de auto. Manhattan nodigt met zijn levendigheid en overzichtelijke stratenstructuur wel uit tot fysiek bewegen. Ergo: het is gezonder leven in stads en stenig Manhattan dan in groen en weids Almere.

Het zijn voor een deel verassende inzichten waarmee beleidmakers en beslissers hun voordeel kunnen doen. De Amsterdamse wethouder Eric van der Burg bijvoorbeeld. Van der Burg schrijft in zijn column voor de talkshow ‘De Gezonde Stad’ dat hij als wethouder zorg, sport en ruimtelijke ordening over een unieke combinatie van portefeuilles beschikt. En inderdaad: het komt al aardig in de buurt van het ideaal van die ene integrale opgave waar PBL-onderzoeker Leendert van Bree naar terug wil.

Van der Burg wil overgewicht en andere kwalen te lijf met meer bewegen. Dat doen we niet meer in clubverband, maar individueel of in ongeorganiseerd verband. Het Vondelpark is daarmee het grootste sportveld van Amsterdam. Van dit soort ‘sportaccommodaties’ zijn er meer nodig: een hardloopverbinding tussen Vondelpark en Amsterdamse Bos, betere fietspaden en uitnodigende trappen in de openbare ruimte. En omdat de bestaande stad zich lastig laat aanpassen is het nog helemaal in te vullen Centrumeiland op IJburg het Utopia waarop de wethouder zijn ideaal van de bewegende buurt projecteert.

Mooie voornemens, fraaie vergezichten. Maar komt het er ook van? Jaap Seidell, hoogleraar voeding en gezondheid aan de VU en Jutka Halberstadt, onderzoeker van kinderobesitas, hebben nog eens laten zien hoezeer gezondheid, sociaal-maatschappelijke positie en buurt correleren. Gezondheid als postcodeloterij, heet het dan. En uit ander onderzoek kunnen we aan dat rijtje ook
een correlatie met geluk en ‘lekker in je vel’ toevoegen.

Dat maakt de ambities van wethouder Van der Burg – en die van alle andere politici die zich op dit pad begeven – erg lastig. We bewegen namelijk niet zozeer om gezond te worden, maar omdat we het zijn. Gezonde, niet te dikke mensen zijn energiek en hebben een lijf dat (met een beetje wilskracht) wel tot sporten is aan te zetten. Er zijn er zelfs die het gewoon leuk vinden.

Andere mensen bewegen omdat het moet. Daar moet je dus veeleer denken aan prikkels voor functioneel bewegen (prikkels die een levendige compacte stad van zichzelf al heeft).

Het zit er dus dik in dat de looproutes en fietspaden de weg gaan van het gesubsidieerd toneel: het is leuk voor de mensen die er gebruik van maken, maar het eigenlijk het minst nodig hebben. Voor je het weet wordt het afgezet tegen de eigen bijdrage in de zorg of een gereduceerde taxivergoeding. Ik wens de wethouder en zijn collega’s een gezond verstand in een gezond lichaam.

Bas van Horn

Deze blog werd op 28 september 2015 gepubliceerd op de site van ROMagazine