De haarvaten van de stad

‘Eén maal rampspoed, alstublieft!’ De kassière van debatcentrum De Balie in Amsterdam heeft het grapje duidelijk vaker gehoord. Rampspoed is de titel van de live talkshow ‘Stadsleven’ van NRC-journaliste Tracy Metz. Thema van deze januari-editie: grote steden zijn kwetsbaar, wat bedreigt de stad het meest en wat kunnen we doen? De top drie van de avond: water, cybercrime en terrorisme. Conclusie: we doen het geruststellend goed, dankzij onze aanpak ‘tot in de haarvaten van de stad’.

De vertoonde fragmenten uit de film Flood zijn niet heel realistisch, de beelden uit Noord Engeland van kort voor Kerst des te meer. We zien huizen onder water en een voetgangersbrug die bezwijkt onder watergeweld. Dat doen wij beter. Dankzij niet aflatend waterbeheer dat via de waterschappen sinds de middeleeuwen tot in de haarvaten van de samenleving reikt, maar toch ook dankzij de watersnoodramp van 1953 die ons hardhandig wakker schudde.

Topambtenaar en ‘watergezant’, Henk Ovink – hij stond New York en New Orleans namens onze natie van dijkenbouwers en baggeraars bij na de overstromingen door ‘Sandy’- is niet meer zo te porren voor het verhaal van ontbrekend ‘waterbewustzijn’. Hij heeft het liever over het permanent onderhoud en beheer dat we toch al doen en vooral ‘slim’ moeten inrichten. Van high tech tot heel eenvoudig, van centraal tot in – alweer – de haarvaten van de samenleving.

Pieter Jannink van MUST Stedebouw legt uit hoe de zwakke Lekdijk (nomen est omen) het Amsterdams Westelijk havengebied bedreigd. De plek waar we nou net een aantal vitale functies hebben samengebracht. We verbranden er vuil, maken er elektriciteit, slaan er olie op en houden er depot van het Stedelijk Museum. Alles ruim onder zeeniveau. Ingrediënten voor een horrorscenario, dat vraagt om een ‘Big Plan’, maar ook om geruststellend eenvoudige ingrepen.

Een doorgebroken Lekdijk blijkt niet het recept voor de grote kladderadatsch, maar zorgt hooguit voor dertig centimeter water op de vloer. Geen noodaggregaten meer in de kelder dus – zoals bij het VUMC – en verder bijvoorbeeld reflecterende stokken langs de wegen plaatsen (zoals ze in de besneeuwde Alpen doen). Om te kunnen zien waar je rijdt als er water op de weg staat.

Die laconieke toon slaat ook John Jacobs, strategisch adviseur Rotterdam Resilient City, aan. Buitendijks houden we meestal de droogste voeten (!), maar laadpalen voor elektrische auto’s op een Rotterdamse kade die zo nu en dan onderloopt, is dan weer niet zo handig.

Voor John zijn ‘meekoppelende belangen’ het toverbegrip bij waterveiligheid. Zorg dat het water altijd meegenomen wordt. In duurzaamheid, in leefbaarheid in wat de mensen willen van hun leefomgeving. Tot in de ‘haarvaten’ van de stad, zeg maar. Hij vertelt het alle buitenlandse delegaties die komen kijken hoe Rotterdam zich tegen het water wapent. Voor velen is het een eyeopener.

Bij cybercrime kunnen we dan net weer wat minder met de ‘haarvaten’ benadering. Chris van ’t Hof die komt vertellen over zijn boek ‘Helpende Hackers’, heeft via een skypeverbinding zijn protagonist oxDUDE meegenomen naar De Balie. Deze dude is ‘ethical hacker’ sinds 1998 en heeft inmiddels 4676 ‘responsible disclosures’ op zijn naam.

Terwijl Chris ons meeneemt in de soms banale wereld van de cybercrime (je kunt op internet al voor € 80,- een DDOS-aanval bestellen) rammelt oxDUDE op zijn toetsenbord en toont even later een schema van een pompcircuit van Waternet. Hij zegt de kraan dicht te kunnen draaien als hij dat zou willen. Waternet is dan inmiddels op de hoogte. Dat is dus een ‘responsible disclosure’. In het dagelijks leven is deze hacker gelukkig beveiligingsadviseur bij de Rijksoverheid, maar om zich echt zestien uur per dag te kunnen storten op ‘responsible disclosures’, heeft hij nu een jaar onbetaald verlof opgenomen. Wij boffen maar met onze hackers.

Maar wie wil er nu de kraan dichtdraaien? Een afperser of een terrorist. Jelle van Buuren, Centre for Terrorism and Counterterrorisme Den Haag, en Hassan Bahara, jihadwatcher voor de Groene Amsterdammer, schatten de kans op aanslagen in ons land voorzichtig iets minder ongunstig dan de nationale coördinator terrorismebestrijding. Met alle mogelijke slagen om de arm natuurlijk (‘ik weet niet wat hij weet’).

Dat we sinds de moord op Theo van Gogh in ons land verschoond zijn gebleven van jihadistische aanslagen en er opvallend weinig Amsterdammers naar Syrië vertrekken, is volgens van Buuren en Bahara te danken aan onze unieke preventieve aanpak, dicht bij de burger. In Parijs en Brussel spreken de bewoners van de immigrantenwijken niet met de autoriteiten. Hier gaf een moeder haar eigen zoon aan bij de wijkagent omdat ze vreesde dat haar jongen naar Syrië zou afreizen.

De moord op Theo had ons – net als de watersnood in Zeeland – cynisch genoeg ‘gewaarschuwd’. Daar danken we de Deltawerken aan en een ruime ervaring in die typisch Nederlandse preventieaanpak tegen terrorisme. Dat Van Gogh de keel werd doorgesneden door een jongen uit West die zijn baardje had laten staan nadat hij het wijkcentrum en de burgerparticipatie in het algemeen teleurgesteld de rug had toegekeerd, laten we voor het gemak buiten beschouwing. Een preventieve aanpak ‘tot in de haarvaten van de stad’ is nu eenmaal echt ons ‘ding’.

Bas van Horn
Tekst en advies voor de leefomgeving

Dit blog verscheen op 27 januari 2016 op  ROmagazine.nl