Thierry en Tocqueville

 De Telegraaf heeft mij kennelijk met het zoekwoord speechschrijver gegoogeld, want ik mag ook wat van de overwinningstoespraak vinden. Ik zeg dat de redevoering van Thierry Baudet knap in elkaar steekt en dat pathos en bombast – bij ieder ander over the top – hier precies bij de spreker passen. Vergelijkbare analyses, maar ook veel ‘foei’-commentaren staan in alle kranten. Als de Telegraaf belt, ben ik net dit stukje over de aantrekkingskracht van het fenomeen Baudet aan het tikken.

‘Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap.’ De heilige drie-eenheid van de Franse Revolutie wordt niet vaak bevraagt. Dankzij het boekje De kleine Tocqueville van journalist Martin Sommer, snap ik dat vrijheid en gelijkheid op gespannen voet met elkaar staan. Voor de Franse edelman Alexis de Tocqueville (1805-1859) is de Franse Revolutie nog dichtbij. Ook in zijn familie valt de guillotine. Hij ziet met de democratie een ontwikkeling naar steeds meer gelijkheid en is daar niet tegen. Maar hij ziet ook hoe de staat als hoeder van de gelijkheid de vrijheid in het nauw zal brengen. Kom er maar in Thierry Baudet.

De adel houdt het volk eronder, maar ziet zichzelf ook als beschermer van beschaving, recht en gerechtigheid. De koning (de staat) is niet meer dan de eerste onder zijns gelijken. Hij moet de adel rond het hof te vriend houden of zit zo ver weg van hertogdom en markizaat dat de edelman daar zijn eigen gang kan gaan. Dat is de vrijheid zoals Tocqueville bedoelt. Vrij van werk of dienstbetoon en levend naar eigen normen en waarden. Revolutie en democratie maken een einde aan die aristocratische vrijheid. Voortaan is er de staat die de vrijheid beperkt uit naam van de gelijkheid.

In de jaren tachtig van de vorige eeuw tonen hippe Franse filosofen de dwingelandij van de staat op alle terreinen van ons leven. Kritiek van eigen bodem op de macht van de staat komt onder meer van de dandyeske hoogleraar bestuurskunde Paul Frissen. De meesten van ons zijn dan nog met andere dingen bezig, maar de aristocratische verleiding schiet wortel. Met Pim Fortuyn breekt het naar de oppervlakte.

Pim speelt de ongebonden aristocraat met een palazzo, een excentrieke stijl van kleden en spreken, joie de vivre en schijt aan de gevestigde orde van politieke ploeteraars. Hij doet niet zijn best een van ons te zijn, maar onderscheidt zich. Met Fortuyn kunnen kiezers zich niet identificeren, maar ze willen wel zijn aristocratische vrijheid. ‘Ik zeg wat ik denk en ik doe wat ik zeg’. Tegen de macht en regels van de Europese superstaat, tegen het politieke establishment, dol op Marokkaanse schandknapen en tegen de Islam.

Rita Verdonk is na de moord op Fortuyn niet in staat zijn plaats in te nemen. Ze mist de flair van de noblesse. Haar ‘recht door zee’ is het geluid van de verongelijkte gewone man. Geert Wilders lijkt die belofte wel te dragen, maar uiteindelijk is zijn mythe een lege huls beschermd door safehouses en beveiligers, zijn excentriciteit niet meer dan een geblondeerde kuif.

Met Thierry Baudet is opnieuw een populistische aristocraat opgestaan. Hij flirt met de klassieken, de schone kunsten en met gevaarlijke antidemocraten. Onze bestuurders verkwanselen ons erfgoed, klimaatgedram is onzin en we willen het referendum terug. Een diverse mix van signalen en boodschappen. Maar wel een met een gemeenschappelijke noemer. Een alternatief op al die terreinen waar de gevestigde politiek geen alternatieven ziet. Daarmee schaart hij de mensen rond zijn vleugel.

De politieke beloften in zijn veelbesproken speech zijn het meest concreet in de democratische hervorming. Het is alleen niet de aantrekkingskracht van zijn beweging, die schuilt in de geur van vrijheid en ongebondenheid. Vrijheid op een manier die de meesten van ons tot ver in hun stamboom nooit gekend hebben en waarvoor we uiteindelijk ook onze groeiende gelijkheid – geborgd door staat of superstaat – niet zullen willen opgeven.