Disneyficeer meer!

Tijdens de landschapstriënnale in de Haarlemmermeer hield consultant toerisme en recreatie, Peter Verdaasdonk, vorige maand een pleidooi voor een Masterplan toerisme en recreatie. Een plan voor de Metropoolregio Amsterdam en omstreken, waarin de expertise van pretparkexploitanten en grootschalige attracties beter wordt benut. Wat mij betreft mag wonen erbij in het Masterplan. Om te leren van recreatiebungalowparken en een eind te maken aan de steeds kunstmatiger scheiding tussen toerisme, recreatie en wonen. Verdaasdonk is het daar van harte mee eens, weet ik inmiddels.

De metropool Amsterdam blijft voorlopig fors groeien. Meer bewoners, meer bezoekers, meer recreanten. Volgens schattingen is er behoefte aan een miljoen extra woningen in Nederland, waarvan er tussen de 250.000 en een half miljoen in Amsterdam en omgeving zouden moeten komen. Dat kan best eens wat meer met elkaar worden verbonden, maar eerst natuur en recreatie.

Verdaasdonk was eerder werkzaam voor Disneyland Parijs, Madurodam en Batavia Stad. Hij hield een inspiratietafel tijdens de triënnale voor dat de metropool te maken krijgt met bezoekersaantallen die grote pretparken en attracties al veel langer kennen. Hij nodigde zijn tafelgenoten uit om dat te doordenken.

Musea en andere culturele instellingen doen al steeds meer met de ervaring van grootschalige attracties en festivals waar het gaat om verwelkomen van grote aantallen bezoekers. Bijvoorbeeld met uitgekiende routings, wachten als entertainment, crowdservice in plaats van crowdcontrol en snelroutes langs hoogtepunten naar het restaurant en de museumwinkel. Populaire buurten en gebieden in en buiten de stad kunnen met die ervaring ook hun voordeel doen.

Een andere aanrader. Kijk naar ons land met de bril van de groeiende groep Europeanen, Amerikanen, Aziaten, Indiërs en mensen uit andere opkomende gebieden die zich de komende jaren een reisje naar Europa, Holland en dus Amsterdam kunnen permitteren.

Met die bril op is heel Nederland Amsterdam en de Keukenhof een natuurgebied. Ideale natuur waar je makkelijk kunt komen, recreëren, eten, drinken en uitrusten. Want: ‘de natuur is mooi, maar je moet er wel iets te drinken bij hebben’, zoals niet de dichter J.C. Bloem gezegd schijnt te hebben maar zijn confrater Willem Kloos.

Spreiding van bezoekers kan dus in principe over het hele land, mits attracties – maar ook natuur en recreatie – bereid zijn rekening te houden met de wensen van die bezoekers. Een boodschap die een staatssecretaris met een zwak voor pony’s ook al eens verkondigde, maar toen was de tijd er kennelijk niet rijp voor.

Dan het wonen. We kiezen voor zwaar verdichten in de stad (Ik ben benieuwd hoe dat te combineren valt met klimaatadaptatie en aanpak hittestress, maar dat is een andere column). Met die verdichting gaan we aan de woningbehoefte niet tegemoet komen. Er zal ook weer meer gebouwd worden in nieuwe uitleg. Valt er voor die woningbehoefte niet iets te doen met de out of the box voorstellen van Verdaasdonk?

Nog altijd komen mensen graag in de bungalowparken van Landal, Europarcs en andere aanbieders. Het verblijf wordt geassocieerd met vakantie in de natuur in (semi) vrijstaande woninkjes. Toch is de bevolkingsdichtheid op een klassiek park als Het Vennenbos van Landal bij volledige bezetting ongeveer gelijk aan die van de stad Amsterdam. Zou het geen idee zijn om de woningbehoefte die niet met stedelijke verdichting valt te voldoen, in te vullen met uitbreiding geïnspireerd op de bungalowparken?

We beginnen dan eens van de andere kant. Tot nu toe verzette de overheid en natuurorganisaties zich tegen permanente bewoning van recreatieverblijven. Jan Pronk liet er ooit zelfs voor slopen. Groen is groen en rood is rood. En natuurlijk is het goed dat niet alle natuurgebieden van kleur verschieten, maar permanente bewoning of recreatiegebruik; het maakt de natuur echt niks uit.

Reguliere woningen kennen, onder meer door internet en AirBnB, steeds vaker (deels) een recreatiegebruik, vakantieverblijven worden gebruikt voor permanente bewoning. De recreatieverblijven vormen het expansievat van de woningmarkt en de veranderende samenleving. Er komen steeds meer huishoudens omdat we vaker alleen of met z’n tweeën zijn. In sommige gemeenten wordt permanente bewoning gedoogd omdat het een tijdelijke uitkomst biedt voor inwoners die geen woning kunnen vinden. En dat geldt ook voor de gescheiden vaders (meestal vaders) die toch ergens moeten blijven nadat ze het huis uit zijn gegaan of geschopt.

Veel recreatieobjecten zijn niet meer te onderscheiden van woningen voor permanente bewoning. Net zomin als de handhaving het gebruik voor recreatie nog kan onderscheiden van regulier wonen. Op de formele inschrijving na dan.

Natuurbeleving, recreatie, stads- en attractiebezoek, het wonen: het loopt steeds meer door elkaar. En wat is daar eigenlijk mis mee? Ik zie een mooie toekomst voor sub urbaan wonen, geïnspireerd op de tekeningen voor Sporthuis Centrum van architect Jaap Bakema. En als dat te ver out of the box klinkt, zie het dan maar als een nieuwe variant op de tuinstad.

Bas van Horn

Deze column verscheen 12 oktober 2017 op ROmagazine.nl en Stadswerk.nl