Een paar weken geleden was ik te gast bij een bijeenkomst van de Veerstichting. Een club die het studerend kroost van onze maatschappelijke- en bestuurlijke elite voorbereidt op het – te zijner tijd – overnemen van het stokje. Het thema was de toekomst van macht en gezag. Een van de sprekers, een kolonel in hemdsmouwen, somde alle misrekeningen van Poetin op en gaf hem nog enkele weken, maanden hooguit. Niet per se geruststellend die ‘winning mood’. De winter is nog maar nauwelijks begonnen en een kat in het nauw maakt rare sprongen.
De staatsveiligheid is niet direct een zaak van decentraal bestuur en de ruimtelijke ordening op lokaal niveau. De bescherming bevolking misschien wel, zeker als de rijksoverheid het laat afweten.
In de Scandinavische landen is burgerweerbaarheid al decennialang een ding. De Finnen leren hun kinderen survivaltechnieken en geven ze EHBO-cursussen. De Noren en de Zweden zijn alert en oproepbaar voor wat daar ‘Total Defence’ heet. Wat de Zweden ook doen: het uit de mottenballen halen van de schuilkelders die kort na het instorten van de Sovjet-Unie zijn opgeheven.
Wij doen daar allemaal niet aan. We leven nog een beetje in het post-BB (Bescherming Bevolking) tijdperk. Het begon in 1961, hartje Koude Oorlog, toen Harry Mulisch zijn pamflet ‘Wenken voor de bescherming van uw gezin en uzelf tijdens de jongste dag’ uitbracht. Een sneer naar de illusie die de BB zou hebben gecreëerd dat een atoomaanval onder de eettafel te overleven zou zijn.
Krijgsmacht terug, burgerveiligheid niet
Later gingen we tegen elkaar opbieden in manieren om via S5 – psychische ongeschikt – onder de dienstplicht uit te komen. Tegen de tijd dat ik aan de beurt was, had al lang in de krant gestaan dat mijn lichting niet opgeroepen zou worden. Daarna hoefde niemand meer voor zijn nummer op te komen.
In een mengeling van pacifisme (‘make love, not war’) en fatalisme (‘als de bom valt gaan we er toch allemaal aan’) raakte defensie en weerbaarheid in het slop. Onder druk van geopolitieke verschuivingen en een terugtrekkende VS mocht defensie de laatste jaren weer een beetje meedoen. Sinds de annexatie van de Krim en de inval in Oekraïne door Rusland is de krijgsmacht weer helemaal terug. Maar de bescherming en de georganiseerde weerbaarheid van de bevolking staat nog altijd niet op het lijstje bij het kabinet.
Bunkerclubs en parkeergarages
De grote steden en hun burgemeesters – ook in ons land – claimen een belangrijke rol bij de voorbereiding op klimaatverandering en het behoud van biodiversiteit. Ze gaan voorop in de strijd tegen erosie van de democratie en ondermijning. Waarom dan geen inzet voor de burgerweerbaarheid en -veiligheid?
In Den Haag, stad van vrede en recht, stelde de grootste oppositiepartij onlangs voor om de te bouwen parkeergarages – nodig om de hoge parkeerdruk in de groeiende stad tegen te gaan – bij calamiteiten ook te laten dienen als schuilplaats. Het kan verkeren, want nog maar zes jaar geleden pleitte dezelfde partij ervoor om schuilkelders in de binnenstad open te stellen voor horecaondernemers die het sukkelende nachtleven van Den Haag nieuw leven in zouden blazen met bunkerclubs.
Geen totale Kladderadatsch
Het voorstel van Hart voor Den Haag van begin december was een reactie op de uitspraak van Pieter-Jaap Aalbersberg, de nationale coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid. Die zei laatst dat Nederlanders zich beter moeten voorbereiden op een eventuele ramp. Openbare schuilkelders om zichzelf in veiligheid te brengen, krijgen ze daarvoor niet van de coördinator.
Wellicht heeft Aalbersberg nog een beetje last van het fatalistische post-BB syndroom of heeft hij redenen die wij niet kennen om niks in schuilkelders te zien. Feit blijft dat de oorlog in Oekraïne laat zien dat schuilkelders nuttig zijn in een hedendaagse oorlog, en dus in de voorbereiding daarop.
We wennen al een beetje aan het idee dat de inzet van kernwapens niet de totale Kladderadatsch hoeft te betekenen. Bij tactische inzet is schuilen onder de keukentafel, maar liever in een bunker of parkeergarage, misschien zo gek nog niet. En als de rijksoverheid er niks in ziet, dan ontslaat dat lokale en regionale overheden nog niet van de plicht om zelf te bekijken hoe het de weerbaarheid en veiligheid van de eigen inwoners kan versterken.