Geen woning, geen kroning, de slag om de Blauwbrug, lijn 10 in lichterlaaie. Toen ik in 1980 (weer) in Amsterdam kwam wonen, was ik onder de indruk van de kraakbeweging en wat ze voor elkaar kreeg. Na een inbraak met de koevoet droeg men de wettelijk voorgeschreven bewijzen van bewoning naar binnen en klaar was Kees. Weer een pand veroverd op huisjesmelkers of grootkapitaal, weer een beetje minder woningnood of weer een plek erbij voor kunstenaars en alternatieve bedrijfjes. Was de stad immers niet van ons allemaal?
Nou nee, eigenlijk. De stad kende weliswaar decennialang een rood bestuur, maar de onafhankelijke republiek is er niet uitgeroepen en de eigendom nooit afgeschaft. De stad was dus vooral in overdrachtelijke zin ‘van ons allemaal’. Een vage notie van inclusie als een warme deken waaronder niemand zich onbehaaglijk hoefde te voelen over verschillen en ongelijkheden.
Alles kwam uit de kast om de illusie in stand te houden. In de eerste plaats via het huisvestingsbeleid. Een ingewikkeld systeem van wachtlijst- en puntenstelsels om iedereen van overheidswege netjes onder dak te brengen. In de Witte de Withstraat of aan de Herengracht, het was een kwestie van wachttijd en urgentie.
Een systeem van ‘eerlijk-duurt-het-langst’. Toch woonden hele families bij elkaar in de straat en hoefde de gelukkige met een sociale huurwoning op een A-locatie niet meer te werken, zolang de onderhuurders de post bleven doorsturen. Uiteindelijk kapseisde het stelsel feitelijk onder een tsunami van urgent verklaarden.
Oneerlijke stadssteun
Iets vergelijkbaars deed zich voor in de culturele hoek. Een gemeentebestuur dat weinig uit kon richten tegen speculanten die hun bezit leeg lieten staan, kon wel wat buitenparlementaire druk op de vastgoedsector gebruiken. Het stadsbestuur omarmde het verhaal van het (voormalige) kraakpand als broedplaats. Vrijhavens moesten er zijn, ruimten voor het niet-commerciële experiment en voor het alternatieve bedrijf. Liefst binnen de Ring, met een lage huur en coöptatie om zelf je medebewoners te kunnen kiezen.
Wie voor een woon-werkruimte op een aantrekkelijke locatie gewoon naar de makelaar ging, betaalde de hoofdprijs. Die discrepantie vond blijkbaar niemand oneerlijk, en die deed er ook al snel niet meer toe. Toen het verboden werd was kraken in Amsterdam al lang iets voor jonge buitenlanders met schurftige hondjes. De assertieve Amsterdamse voorhoede maakte zich inmiddels een nieuw verhaal eigen.
Dat nieuwe verhaal surfte mee op de neo-liberale golf. De corporate wereld had laten zien wie er de baas is en dwong de stad te kiezen voor de Zuidas in plaats van de IJ oevers. Daar kwamen de spiegelende torens van de hoofdkantoren, de financiële sector en de advocaten. Dankzij Richard Florida werd deze ‘hoogwaardige dienstverlening’ al snel in één adem genoemd met de creatieve sector als de nieuwe pijlers van de stadseconomie.
Dat creatieve ging niet zozeer over de fietsenmakerijtjes en ambachtelijke meubelmakers van weleer, maar om internet- en mediabedrijven. Toen de crisis uitbrak en ‘het initiatief van onderop’ uitkomst moest bieden in de stagnerende stadsontwikkeling, werd dat wel eens uit het oog verloren. Toch begon de stad al onder de GroenLinks wethouder Maarten van Poelgeest oog te krijgen voor de concurrentievervalsing en ‘oneerlijkheid’ van stadssteun voor sympathieke initiatieven die ook privaat tot stand hadden kunnen komen of die eigenlijk niet levensvatbaar zijn.
Overheid, stop met krampachtig sturen
En gelukkig maar. ‘Een eerlijke stad met een plekje voor iedereen’, zoals we volgens de aankondiging van de talkshow Stadsleven allemaal willen, is een stad die maatschappelijke verhoudingen verdoezelt. Een stad die gedoemd is krampachtig te sturen met beleid dat bol staat van de perverse effecten. De overheid moet niet pretenderen meer te kunnen doen dan ervoor te zorgen dat de onderkant van de samenleving niet door het ijs zakt en dat iedere Amsterdammer aan de start zoveel mogelijk gelijke kansen krijgt. Meer moet ze ook niet willen.
Er bestaat geen recht op een plekje ‘binnen de ring’. Lelystad, Almere en Zuidoost zijn prima startpunten voor een wooncarrière in de Metropoolregio Amsterdam en tegelijk een alternatief voor wie zo’n carrière niet wil of kan maken. Als de stad eerlijker moet dan vooral eerlijker over ongelijkheid.
Deze blog werd op 16 juni geplaatst op Stadsleven Amsterdam