Eind maart werd het laatste krakersbolwerk van Amsterdam ontruimd. Met een ouderwetse confrontatie tussen politie en actievoerders sloot de Hoofdstad, pal achter het Paleis op de Dam, een halve eeuw kraakgeschiedenis af. Het Parool meende op de voorpagina dat de stad er met een vrijplaats minder en nog meer hotelcapaciteit weer een stukje ‘aangeharkter’ bij zou komen te liggen, maar ook dat Mokum per saldo verlies lijdt. Aandeelhoudersrendement versus maatschappelijk rendement: 1-0.
De krant heeft zijn conclusie getrokken. Rick Vermeulen, RO-ambtenaar en onderzoeker aan de Universiteit van Amsterdam, moet zijn bevindingen nog ordenen en opschrijven. Hij onderzoekt niet de kraakgeschiedenis, maar wel de actuele ontwikkeling in de ruimtelijke ordening. In beide speelt ruimtelijke waardecreatie ( en voor wie dan wel?) een belangrijke rol.
Vermeulen zal in zijn publicatie vertellen hoe we van de toelatingsplanologie via de ontwikkelingsplanologie naar de uitnodigingsplanologie zijn gegaan. Hoe we dankzij Richard Florida en de crisis de creatieve stad en de onzekerheid zijn gaan omarmen. Hoe we afscheid hebben genomen van masterplan en blauwdruk om over te gaan op incrementele ruimtelijke ontwikkeling en organisch groeien. En dat met nieuwe partners naast de usual suspects waarmee aandacht vrijkwam voor gebruiks- en andere maatschappelijke waarden.
Geen stad in het land of er ligt wel een wijk, spoorzone of havenbekken die of dat tot nieuwe bloei moet komen dankzij initiatief ‘van onderop’. Een ruim gesteld eindbeeld biedt een stip aan de horizon. Zekerheden zijn er weinig, kansen des te meer. Amsterdam weet er met het project ‘Het Buitenste Binnen’ en het initiatief ‘De Improviserende overheid’ alles van. En misschien juist daarom was de stad al onder de linkse wethouder Maarten van Poelgeest kritisch.
Waar, hoeveel en hoe lang mag de stad maatschappelijk initiatief ondersteunen? Welke steun is in feite subsidie die niet naar iets anders kan en wanneer concurreert het met ruimtelijke initiatieven op eigen kracht? Leren plannen en leven met minder (schijn)zekerheden is een stukje winst van de crisis. Toch zullen de traditionele ontwikkelpartijen (die weer kansen zien) om een minimum aan zekerheden blijven vragen. Dat vergt ook in de toekomst een meer of minder dwingend exploitatieplan en andere garanties.
Vermeulen stevent – zoals het een goed wetenschapper betaamt – af op de zeer genuanceerde conclusie dat ‘vasthouden’ (plannen) en ‘loslaten’ (ruimte geven) communicerende vaten blijven. Politiek en ordenaars houden een belangrijke rol. Aandeelhoudersrendement op de ene plek is immers maatschappelijk rendement op een andere.
De stad had zichzelf een cadeautje kunnen geven met een originelere bestemming van het Tabaksblok, maar een nieuwe laagdrempelige vrijplaats op deze A-locatie zou de verhoudingen wel heel scheef trekken. Dat heeft niet zoveel met een veranderd sentiment te maken, maar meer met een volwassen benadering van maatschappelijk initiatief.
Waar Eva de Klerk van het kunstenaarsinitiatief op de voormalige NDSM-werf in Amsterdam Noord zich in de krant beklaagt omdat ze steeds vaker hoort dat ze ‘te mooi zitten, te weinig betalen en te weinig doen’, zou ze zich ook serieus genomen kunnen voelen. Een belang tussen andere belangen die allemaal gewogen moeten worden.
1 april 2015 geplaatst in RO Magazine