Architecten werpen zich op als hoeders van ruimtelijke kwaliteit. Zonder hen en als deskundigen en fixers in het woud van regels en ambtelijke rituelen ben je als bewoner nergens. Erg genoeg als dit waar is, maar dan weten we ook waar we het probleem moeten aanpakken. Niet met meer architecten, maar bij het getrut met bestemmingsplannen, welstand, duurzaamheidsladders, participatie- en bezwaarprocedures.
Op de opiniepagina van de Volkskrant verscheen onlangs een schaamteloos staaltje ‘Wij van WC-Eend adviseren: WC-Eend’. Dianne Maas-Flim, bouwmeester versterking van de gemeente Groningen en architect/eigenaar van Mint architecten, mocht paginagroot uitleggen waarom de versterkings- en vernieuwingsopgave in het Groninger aardbevingsgebied niet kan zonder architecten. Alles is heel ingewikkeld, vraagt maatwerk en moet recht doen aan de altijd unieke cultuurhistorische context. Zonder architecten komt er niks van terecht of alleen maar lelijkheid waar we later spijt van krijgen. Zou het?
Het lijkt er meer op dat deze beroepsgroep – gesteund door regels en ambtelijke routines – de deur gesloten probeert te houden voor lieden van buiten hun gilde die wel tempo kunnen en willen maken. Minder regels en doorbreken van ambtelijke routines maakt ruimte voor partijen die snel, duurzaam en bevingsbestendig bouwen zonder tussenkomst van architecten. Daar heeft niet alleen Groningen wat aan, maar ook de rest van het land waar grote behoefte is aan snel op te leveren – al dan niet herplaatsbare – wooneenheden zonder te veel stikstofuitstoot.
Dianne Maas-Flim vertelt hoe zij het in haar dubbelrol ernstig mis ziet gaan. Hoe bewoners klem komen, de ziel van dorpen teloorgaat en gebieden hun identiteit verliezen. Wat is er loos? De Nationaal Coördinator Groningen (NCG) probeert vaart te maken en verwijst bewoners met een versterkingsbudget niet naar een architect, maar naar een aannemer. Schande!
Geen architect, maar aannemer: schande!
Die aannemers weten niks van bestemmingsplannen, welstand, archeologie, cultuurhistorie en oeroude cultuurlandschappen, maar kunnen van een cataloguswoning wel precies vertellen wat het gaat kosten en of het in het budget zal passen. U voelt wel hoe die keuze gaat uitvallen. Zeker omdat architecten van al die dingen buiten het gebouw ook niks weten, maar dat wel op kosten van de koper willen (laten) onderzoeken. Exit argument voor inschakeling van architecten.
Dan de bijzondere cultuurhistorische context. Het klopt dat er veel Romaanse kerkjes in Groningen zijn en dat vroegmiddeleeuwse kloosterorden de eersten waren om de barre slikken en schorren te bedijken en in cultuur te brengen. Dan hebben we het dus over de eindeloze aardappel- en bietenvelden met daarin de, volgens Maas-Flim, ‘dorpen vol karakter’.
Nu kennen we de Groningse herenboerderijen en de statige villa’s van renteniers en hoogmogenden van eertijds, maar in de dorpen is het toch vaak een treurige aaneenschakeling van enkelsteenswoningen, voormalige winkel- en bedrijfspanden.
Ik herinner mij een verblijf van vierentwintig uur voor de gesloten spoorbrug in Bad Nieuweschans. Het dorp dat in haar radeloosheid probeerde een kuuroord te worden en er nog niet aan lijkt te willen dat ook dit plan is mislukt. Tot zo ver de ‘karaktervolle dorpen’.
Nu betoogt Maas-Flim dat nieuwbouw en versterking vastlopen omdat procedures en ambtelijke eisen niet zijn gevolgd. Je zou zeggen dat er dan dus ook geen probleem is met door aannemers geplaatste witte schimmel uit de catalogus. Het is van tweeën een. Of het landschap is vernield of er is nog niks gebeurd. Anyway, Maas-Flim werpt zich op als hoeder van veiligheid, duurzaamheid en welstand van de versterkingsopgave. Zonder haar en haar vakgenoten als deskundigen en fixers in het woud van regels en ambtelijke rituelen ben je als bewoner nergens.
Er is niks mis met prefab- en catalogusbouw, met tijdelijkheid en flexibiliteit
Erg genoeg als dit waar is, maar dan weten we ook waar we het probleem moeten aanpakken. Bij het getrut met bestemmingsplannen, welstand, duurzaamheidsladders, participatie- en bezwaarprocedures. Met hindernissen die niet uit wetgeving voortvloeien, maar uit bestuurlijke- en ambtelijke starheid. Daar besloten we vijftien jaar geleden een Omgevingswet voor te maken, maar dat is een ander verhaal.
Jos Feijtel, bestuurlijk aanjager Woningbouw, heeft de mogelijkheden voor versnelling binnen de kaders van de huidige wetgeving onlangs nog eens op een rijtje gezet. Die versnelling is niet alleen nodig om de versterkingsopgave in Groningen vaart te geven. Ook om vastlopende woningbouwprojecten elders vlot te trekken. Om cataloguswoningen en het plaatsen van tijdelijke of flexibele woningen makkelijker te maken. Want er is niks mis met prefab- en catalogusbouw, met tijdelijkheid en flexibiliteit.
Kwaliteit, duurzaamheid en de urgente vraag van de klant van dit moment kun je er prima mee bedienen. Als we daar op enig moment anders over gaan denken, kan het roer eenvoudig om. Dat versneld bouwen herkenbaar zal blijven in het landschap en de dorpsaanzichten is evident. Het zal ons herinneren aan een tijd waarin we met grote woningnood te kampen hadden, tegenstribbelende gevestigde belangen weerstonden en een krachtig antwoord gaven op een groot maatschappelijk vraagstuk.
Deze column verscheen op 10 februari 2023 bij romagazine.nl