Het tuinseizoen is nog nauwelijks begonnen of het is weer zover. Een volkstuinvereniging – ditmaal Ons Genot in de Utrechtse wijk Overvecht – komt er bij toeval achter dat het op de nominatie staat om ingeruild te worden voor nieuwe sportvelden. De tuinders die hier al zestig jaar lang tuinieren op basis van tijdelijke grondhuurcontracten met de gemeente, schrikken zich een hoedje. De soep lijkt vooralsnog niet zo heet te worden gegeten, maar Ons Genot moet in ieder geval publiek toegankelijker worden. ‘Zodat meer mensen van het groen kunnen genieten’. Daar kan niemand iets op tegen hebben. Toch?
De Wolf en de Zeven Geitjes
De volkstuinbeweging heeft zijn wortels in het begin van de vorige eeuw. De vaak slecht behuisde arbeidersklasse wordt met de uitgifte van een stukje grond op een verenigingscomplex in staat gesteld het schimmelige binnenklimaat in de spaarzame vrije tijd te verruilen voor de frisse buitenlucht. Het biedt armlastige gezinnen bovendien de kans het sobere menu aan te vullen met gezonde groenten van eigen teelt. Dit alles past ook nog eens prima in de verheffingsidealen van christen- en sociaaldemocraten. De schop in de grond als eerzaam alternatief voor de fles en ongerichte oproerigheid.
Inmiddels zijn veel volkstuincomplexen ingesloten door stadsuitbreiding en vormen zij nu groene eilanden in de stad
Overal in het land verschijnen volkstuincomplexen aan de randen van de stad. Dankzij een grote mate van zelfredzaamheid, ontsnappen de tuinverenigingen lang aan aandacht en bemoeienis van de overheid. Maar inmiddels zijn veel volkstuincomplexen ingesloten door stadsuitbreiding en vormen zij nu groene eilanden in de stad. Groeiende bevolkingsdruk en de keuze om de ongeveer zeventig procent onbebouwd gebied in ons land zoveel mogelijk met rust te laten, leidt tot hoogbouw en verdichting van de stad. Het leidt ook tot aandacht voor de volkstuincomplexen die veel weg heeft van de belangstelling van de Grote Boze Wolf voor de Zeven Geitjes.
Nogal wat tuinverenigingen op verschillende plekken in het land zien hun voortbestaan bedreigd door nieuwbouwplannen voor huizen, bedrijven of sportaccommodaties. Het speelt onder meer in Utrecht, Leiden, Ede, Purmerend en natuurlijk ook in Amsterdam. Vaak is er bij de plannen wel zicht op een nieuwe vestigingsplek, maar meestal veel verder van huis en altijd met het vooruitzicht van opnieuw beginnen. Bomen, struiken en akkertjes, de vrucht van noeste arbeid, ten prooi aan de shovel. En dan hebben we het nog niet eens over verstoorde habitats en verlies aan biodiversiteit. Enfin, u kleurt het plaatje zelf wel verder in.
Middelpuntvliedende krachten
Daartegenover staat natuurlijk het minstens zo treurige verhaal van de woningnood, de totaal ontspoorde woningmarkt, de jongeren die veel te lang bij hun ouders moeten blijven wonen en de concurrentie tussen verschillende groepen woningzoekenden in allerlei gradaties van urgentie. Een verhaal dat komt bovenop de ‘natuurlijke’ ontwikkeling van steden waarin functies verschuiven, rafelranden ‘hotspots’ worden en nieuwe rafelranden ontstaan.
De wederdienst in de vorm van een grotere publieke toegankelijkheid van de complexen zou niet te veel gevraagd moeten zijn
Dat te midden van die middelpuntvliedende krachten volkstuincomplexen soms naar buiten geslingerd worden, is niet zo gek. Dat ze er soms in slagen om gemeentebesturen te overtuigen dat het beter is om ze op hun plek te laten, pleit voor het luisterend vermogen van betrokken bestuurders. De wederdienst in de vorm van een grotere publieke toegankelijkheid van de complexen zou niet te veel gevraagd moeten zijn. Want waar rust en groen schaarse goederen zijn, is de overheid hier als grondeigenaar tenminste nog in staat de schaarste enigszins te verdelen.
Maar als het even kan niet door de zelfredzaamheid, die zo kenmerkend is voor de volkstuinverenigingen, te ontmoedigen. Niet met afgedwongen samenwerking van de tuinders met maatschappelijke organisaties en initiatieven zoals in de Amsterdamse Uitvoeringsstrategie Volkstuinenbeleid. En niet met het inleveren van tuinen en huisjes ten behoeve van voorzieningen voor ‘bredere doelgroepen’.
Prosecco-tuinders
Wat de tuintrots steekt is het gebrek aan vertrouwen in de ervaring, expertise en de wil van de volkstuinverenigingen om bij te dragen aan de vernieuwing van de volkstuinen. Tuinverenigingen geven immers al decennialang vorm aan een groen ventiel voor de druk van de stad. Volkstuinders weten allang dat het om meer gaat dan tuinieren. Op de tuin kun je buiten zijn, samenzijn en vriendschappen aangaan. Je kunt je er even terugtrekken of je burn out te boven komen. Precies al die dingen die gemeenten nu willen formaliseren in samenwerkingen met professionele organisaties met alle subsidieaanvragen, projectverzoeken en inefficiënte bureaucratie van dien.
Tuinverenigingen geven immers al decennialang vorm aan een groen ventiel voor de druk van de stad
En de Prosecco-tuinders dan? Zijn de complexen in de grote steden inmiddels niet overgenomen door welstandige stedelingen die er een goedkoop en bereikbaar alternatief voor een huisje in Frankrijk aan hebben? Natuurlijk, die zijn er ook. Maar niet nadat ze keurig op hun beurt hebben moeten wachten op een wachtlijst. De tuinen en huisjes gaan immers niet naar de hoogste bieder, maar worden getaxeerd en verkocht door de verenigingen tegen een gelimiteerde prijs. En net als de minder welstandige medetuinders vervullen ze hun tuinplicht door periodiek te wieden en te schoffelen in het algemeen groen van het complex. Tuindiensten waarin de bubbels van de gesegregeerde stad weer even bij elkaar komen. Iets dat waard is te worden behouden.