We mochten stemmen voor het Europese Parlement. Alsof dat niet ingewikkeld genoeg was, konden we ons in Amsterdam en Weesp op dezelfde dag ook nog eens uitspreken in het raadgevend referendum over de Hoofdgroenstructuur van de stad. Twee dames, beiden betoverd door het narratief dat de natuur op omvallen staat en het groen altijd de zwakste partij is, hadden het initiatief genomen en zowaar de drempel voor de aanvraag van een referendum gehaald.
Het kneiter-groene en linkse stadsbestuur had het bestaan om de Hoofdgroenstructuur net niet helemaal heilig te willen verklaren. Het kon zich voorstellen dat de groeiende stad woningen en voorzieningen nodig zou hebben die een enkele keer ten koste zouden mogen gaan van het gekoesterde groen in de stad. Groen is ontzettend belangrijk, maar een leefbare stad heeft ook andere dingen nodig die ruimte vragen. Voor de dames en hun medestanders was dit een onacceptabel voorstel dat van tafel moest. Een raadgevend referendum zou een ‘groene lijn’ trekken en de gemeenteraad overhalen om tegen het voorstel van het college te stemmen.
Het is evident dat soms andere belangen dan het groen voorrang moeten kunnen krijgen
Op zich was de keuze voor mij niet zo moeilijk, want het is evident dat soms andere belangen dan het groen voorrang moeten kunnen krijgen. Het is ook wel zo democratisch om daar in voorkomende gevallen over te beslissen en niet tevoren met een in beton – excuus voor de beeldspraak – gegoten besluit.
Er zat echter wel een addertje onder het gras. Een stem voor het collegevoorstel zou ook zomaar eens een stem voor kneiterhoge windturbines dicht bij woningen en volkstuinen in Amsterdam Zuidoost kunnen betekenen. Turbines die er moeten komen omdat het stadsbestuur met een bizarre koplopersambitie een groen gebaar wil maken ten koste van haar eigen bewoners en tuinders.
Extra wind op zee, in de havens en op industrieterreinen is genoeg om de nationale winddoelen te halen, maar het college wil meer. In een autarkische fantasie, die met de werkelijkheid van een stad niets te maken heeft, wil het zoveel mogelijk duurzaam in de eigen energiebehoefte voorzien. En daarvoor moet de kwetsbare periferie van de stad een offer brengen.
Nu moet ik bekennen dat er voor mij ook wel een NIMBY-kantje aan zit. Ik ben namelijk zowel bewoner als tuinder die straks op een paar honderd meter afstand enkele windturbines krijgt. Toch heb ik voor het alleszins redelijke voorstel van het college gestemd. Het brengt mij mogelijk in de eigenaardige positie dat ik straks alle argumenten voor de plaatsing van de turbines hard nodig zal hebben om mijn woning te kunnen verkopen.
Deze column verscheen op 18 juni 2024 bij Romagazine.nl