‘Schrik niet, ik wreek geen quaat maar dwing tot goed. Straf is mijn hant maar lieflyk mijn gemoet’’. Deze woorden van Pieter Corneliszoon Coen uit 1607 staan te lezen op de toegangspoort tot het voormalige Spinhuis in Amsterdam. Bestuurskundige en politiek filosoof Rik Peeters ziet in de dubbeldoelstelling van repressie en preventie een opvallende overeenkomst met de ‘Top 600 aanpak’ die de gemeente Amsterdam in 2011 voor jonge veelplegers invoerde.
Peeters promoveerde in 2013 op preventiedenken in het openbaar bestuur. Zojuist verscheen bij Van Gennep Amsterdam op basis van die promotie ‘Het verlangen naar voorkomen’. In dit boek beschrijft Peeters hoe het preventiedenken de overheid verandert. Voorkomen is beter dan genezen, maar tegen welke prijs?
In het essay ‘Ruimte voor risico’s: overwegingen bij vrijwillige risicoacceptatie door burgers in het nieuwe omgevingsrecht’ heeft hij die prijs – tal van geboden en verboden voor de inrichting en het gebruik van de leefomgeving – in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Milieu al eens beschreven. In dat essay valt ook te lezen dat meer keuzevrijheid goed en tevens beheersbaar zou kunnen zijn.
Met denkers als Foucault en Lacan in zijn bagage, beschrijft Peeters in zijn boek hoe heersers zich na het bedwingen van de ‘buitenwereld’ richtten op het beheersen van de binnenwereld, de eigen burgers. Hoewel de mix van repressie en preventie minstens zo oud is als Pieter Corneliszoon Coen, ziet Peeters een cesuur aan het eind van de jaren zeventig.
Verbieden en bestraffen helpt niet meer tegen de individualisering en de welvaartsexcessen die ons bedreigen. De overheid wil voorkomen. We krijgen preventiebeleid tegen obesitas, drank, vet, hufterigheid, kindermishandeling, schooluitval, de gevolgen van geluidsoverlast, fijnstof en de gevaren van te steile trappen.
De valkuilen van het voorzorgprincipe zijn evident. Hoe ver moet je gaan en wat is (kosten)effectief? Daarnaast heeft dit principe als consequentie het benoemen en vroegtijdig monitoren van risicogroepen, bijsturen van gedrag en het voeren van beleid dat ‘goed is voor eigen bestwil’. Het gevolg is een betuttelende overheid die mensen niet de ruimte laat zolang ze zich aan de wet houden, maar een die de juiste levenswandel voorschrijft.
Anders dan de soms wat makkelijk libertaire hoogleraar bestuurskunde Paul Frissen, is Peeters praktisch ingesteld. In zijn ogen is de kernvraag niet of preventie gerechtvaardigd is, maar hoe we de inzet van preventieve technieken redelijk en proportioneel kunnen houden. Hij geeft daarvoor enkele ‘beginselen van behoorlijke preventie’: ongevraagde zorg moet geweigerd kunnen worden zolang het anderen niet schaadt, opgebouwde dossiers horen eigendom te zijn van de burger en bewijslast voor preventief ingrijpen moet sterker en onafhankelijk toetsbaar worden.
O ja, de leefomgeving. Ook in zijn essay is Peeters praktisch. Er is best meer ruimte voor vrijwillige risicoacceptatie. Wat is de aard van het risico? Is er werkelijk sprake van volwaardige en vrijwillige risicoacceptatie? Is er een zorgplicht van de overheid met alles wat daarbij hoort? Langs die criteria laat hij in een paar voorbeelden zien dat meer ruimte makkelijk kan. Dove gevels mogen open, buitendijks wonen moet je zelf weten, wonen op het industrieterrein en wonen op vuile grond kan, mits bepaalde maatregelen worden getroffen en men de eigen verantwoordelijkheid accepteert. Zorgvuldigheid is geboden, maar het uitgangspunt blijft: ‘Burgers hebben het recht om beslissingen te nemen die bestuurders of beleidsmakers niet zouden nemen. Anders geformuleerd: burgers hebben het recht op onverstandig gedrag – tenminste, zo lang dit niet ten koste gaat van anderen en zo lang dit gedrag voortkomt uit een vrije wilsuiting’. Ik teken ervoor.
Bas van Horn
Rik Peeters: Het verlangen naar voorkomen, Uitgeverij Van Gennep ISBN 9789461643292/NUR 740
Rik Peeters: (2014a)Ruimte voor risico’s, overwegingen bij vrijwillige risicoacceptatie door burgers in het nieuwe omgevingsrecht.
23 april 2015 geplaatst in RO Magazine