Goede bedoelingen in de publieke ruimte

Bij de ingang van mijn wijk staat een lichtkrant op een aanhangwagentje. Mij wordt door de politie aangeraden de ramen te sluiten en het licht te laten branden. ‘Geef inbrekers geen kans!’ Daarna volgt de tekst: ‘ziet u iets verdachts? Bel 112!’

Misschien is er een inbraakgolf die mij ontgaan is of zijn we het slachtoffer van postcodeprofilering. Goed voor mijn gevoel van veiligheid of de prijs van mijn huis is het zeker niet. En zo zijn er meer goede bedoelingen in de openbare ruimte waarover we het eens moeten hebben. Over het hinderen of bedreigen van hulpverleners bijvoorbeeld.

Het is inmiddels een vertrouwd ritueel. De jaarwisseling verloopt onrustig en burgemeesters, politiechefs en brandweercommandanten spreken met heilige verontwaardiging hun onaanvaardbaar uit: ‘Van hulpverleners blijf je af!’ Slechts zelden komt ter sprake dat die handhavers en hulpverleners met hun goede bedoelingen niet altijd even tactvol de context benaderen waarin ze moeten handelen.

‘Zelden komt ter sprake dat handhavers niet altijd tactvol de context benaderen’

De buurtbewoner die is opgegroeid met een kerstbomenfik op het kruispunt tijdens oudjaar, is mogelijk niet enthousiast als de brandweer vroegtijdig komt blussen. Waar de ambulancebroeder zich bedreigd voelt, had hij zich soms ook aangemoedigd kunnen voelen. ‘En je zorgt dat hij het haalt, hoor je me?’ De een hoort een bedreiging, de ander bezorgdheid om het slachtoffer.

En dan de politie. ‘Alles wat je in je hebt. Maak er politiewerk van’, is de slagzin van de jongste wervingscampagne. Het gaat daarin niet over wetskennis of kantoorwerk, maar uitsluitend over actie, intuïtie en flexibiliteit. Wat mij betreft had daar ook sociale intelligentie bij gemogen, want daaraan is een schreeuwend gebrek.

Ik stond er zelf bij toen twee agenten opgeroepen waren voor een amok makende, verwarde vrouw. Het was duidelijk dat ze in aanraking geruststelling en troost zocht. Het had de situatie kunnen de-escaleren. In plaats daarvan deden de agenten een stap achteruit en riepen paniekerig: ‘Raak me niet aan!’

Ten slotte nog de schiet- en steekincidenten onder jongeren. Misschien moeten we het ook eens hebben over het effect van de goedbedoelde stille tochten en spontane herdenkingen na dit soort tragische voorvallen. Natuurlijk is er in de eerste plaats het verdriet van de nabestaanden en de steun die gevoeld wordt in het samenkomen. Het ‘why?’ is meestal best te beantwoorden, maar de banaliteit van het antwoord blijft onbevattelijk.

De stille tocht, de bijeenkomst of de spontaan ingerichte gedenkplaats is een uiting van gedeeld verdriet, verbondenheid en protest tegen geweld. Het is ook een eerbetoon aan het slachtoffer – en dat gaat gepaard met rituelen. Dat kunnen witte ballonnen en knuffels zijn, maar ook grafkaarsen en plengoffers met sterke drank op de plaats delict. Bedoeld of onbedoeld sluipt er al snel benderomantiek in het gedenken. Dan wordt de dood op straat een podium.

In Drachten was het vast onbedoeld en het is goed dat jongeren hun eigen woorden kiezen. Toch kreeg de verwijzing naar de lange doodsstrijd van Roan Brilstra op het spandoek aan de kop van de stille tocht iets heroïsch dat vreemd contrasteerde met het lieveheersbeestje van het initiatief ‘Stop zinloos geweld’.

Bas van Horn

Eerder verschenen op 8 januari 2020 bij romagazine.nl 

Het DNA van de Bijlmer

Wat het precies is blijft vaag, maar het moet wel behouden blijven: ‘het DNA van de Bijlmer.’ Op 21 november startte in New Metropolis Zuidoost – een van de twee filialen van het Amsterdamse debatcentrum Pakhuis de Zwijger – het eerste van een reeks gesprekken over de gebiedsontwikkeling van Amsterdam Zuidoost. Bijeenkomsten met bewoners en ondernemers stonden hier in het verleden garant voor spektakel. Nu is de toon constructief met oog voor de dilemma’s.

Amsterdam groeit als kool, leidt een communicatieadviseur van de gemeente in. In 2019 stijgt het inwonertal boven het historisch record van 872.000 uit 1958. En daar houdt het niet op. Voor de woningzoekers van nu en straks breidt de stad in. Vooral met verdichting in Noord, Nieuw-West en Zuidoost. De komende twintig jaar moet Zuidoost er 40.000 woningen bij gaan krijgen. En daar horen ook voorzieningen bij zoals scholen, parken, uitgaansgelegenheden, zorginstellingen, winkels en ruimte voor lokaal ondernemerschap.

Er zullen mensen gaan wonen in het antroposofische ‘Zandkasteel’ – het oude ING-hoofdkantoor – en een paar andere voormalige kantoorpanden. De grote aantallen zullen komen van nieuwe woontorens. De internationale investeringsmaatschappij CBRE, die de torens gaat realiseren, is geen anoniem grootkapitaal, wordt de zaal bezworen. Het is slechts een vehikel waarmee onze eigen pensioenfondsen voor woningen gaan zorgen. Veertig procent sociaal, veertig procent middenhuur en twintig procent topsegment.

Wat is ‘de menselijke maat’ en ‘het DNA van de Bijlmer’?

Of we met die nieuwe hoogbouw niet de problemen terughalen waarvoor we de oude hoogbouw hebben afgebroken, informeert iemand. Dat zal niet gebeuren, verwachten gemeente en ontwikkelaars. Het verbinden van de bestaande woonbuurten met de kantoren en bedrijven aan de andere kant van het spoor, krijgt een nieuwe kans. Er zal aandacht zijn voor ‘de menselijke maat’, levendigheid in de plinten buiten kantooruren, ruimte voor ondernemerschap en het DNA van de Bijlmer.

Hoe dat gaat gebeuren is nog niet duidelijk, want buiten Our Domain – 1500 kleine appartementen met gezamenlijk dakterras tegenover het AMC – en enkele andere projecten die al snel gerealiseerd zullen zijn, blijven de meeste plaatjes van nu voorlopig artist impressions. En dan weten we nog niet eens wát dat Bijlmer DNA precies is of hoe het zich moet verhouden tot het nieuwe DNA dat met uiteindelijk 100.000 extra inwoners Zuidoost zal binnenstromen.

Succes mag gezien worden!’

Het heeft in ieder geval te maken met verbondenheid, Suriname en inmiddels een heleboel andere nationaliteiten. Met de worsteling om er hier iets van te maken en trots te zijn. Met niet willen verloochenen waar je vandaan komt, terwijl sommigen juist bewust zijn weggegaan om te kunnen groeien. Met gêne over de ‘hangmannen’ die op straat het beeld bepalen, terwijl iedereen die ’s morgens vroeg naar zijn werk gaat en ’s avonds terugkomt buiten beeld blijft.

Wat Zuidoost met het DNA van de Bijlmer aan moet, wordt hier dan toch concreet: de kans bieden om in Zuidoost te blijven of ernaar terug te keren. Niet alleen om er te wonen, maar ook om er uit te gaan en jezelf te laten zien in de publieke ruimte. Om een ander voorbeeld te zijn voor jongeren in de wijk, omdat legaal succes gezien mag worden. Verdichting van Zuidoost en de onvermijdelijke verdunning van het Bijlmer DNA doen de rest.

Bas van Horn

Deze column verscheen op 27 november bij romagazine.nl 

Energie-eerlijkheid op nieuwe grond

In het Hemelvaartweekend blijkt er zelfs voor ons zeiljachtje van zes en een halve meter geen plaats meer aan de steiger in de kleine haven van de Markerwadden. Later, het is zomeravond en al bijna donker, verkiezen we voor anker te gaan voor de kunstmatige duinenrij. De volgende ochtend schiet de wandeling op het hoofdeiland erbij in. Eind oktober laten we ons op de valreep van het seizoen per veerdienst vanuit Lelystad naar de nieuwe archipel brengen. Eindelijk zetten we voet aan wal voor een excursie met grootgroenbeheerder Natuurmonumenten.

Vlak voor we de haven binnenvaren, geeft de veerboot voorrang aan een konvooi van twee schepen dat de eilanden verlaat. Tussen de schepen drijft de persleiding waarmee slib uit het Markermeer achter de zeewering is opgespoten. Dat werk zit erop. Nu nog de keet en de werkboot afvoeren en er is niet meer te zien hoe de waterbouwers en baggeraars de basis hebben gelegd voor de nieuwe natuur.

Briljant bedacht en het werkt

Biologen, ecologen en planologen kunnen nu in alle rust de invulling bij elkaar vergaderen, vrijwilligers doen het veldwerk. Wat de natuur doet, blijft ongewis. Zo vat ik maar even samen wat onze boswachter en gids vertelt. Het idee is dat vooral de natuur zelf verder het werk doet. De zeewering van kunstmatig duin sluit het waddengebied naar het zuidoosten af. De heersende zuidwestenwind moet het slibrijke water van het Markermeer tegen de Houtribdijk caramboleren, waarna het slib achter het duin bezinkt. Briljant bedacht en het lijkt vooralsnog te werken.

Zaden voor begroeiing moeten via wind, water en vogels vanzelf de eilanden bereiken. Met tal van meetpunten en proefopstellingen volgt een leger wetenschappers hier live het ontstaan van de natuur. Ontstaan met een beetje hulp van hekken, linten en uitgestrooide wortelstokken, want het noodzakelijke riet slaat te veel af en wordt opgevreten door de ganzen.

Zo wordt er op veel fronten een beetje geschipperd en dat geeft voortdurend aanleiding tot discussies onder de eigenwijze deskundigen. Van de ene ecoloog moet het zeer zeldzame goudknopje – dat hier welig tiert – zijn gang gaan, de ander meent dat het bestreden moet worden ten gunste van andere soorten. Voor de een zijn de pionierende grondbroeders heilig en moet iedere opschietende wilg of els worden uitgetrokken, de ander kijkt in deze weidsheid om zich heen en ziet de onmogelijke opgave.

En dan zijn de voorzieningen voor de mens nog niet eens uitgediscussieerd. Het noodzakelijk kwaad, in deze context. De kleine nederzetting wil geheel zelfvoorzienend zijn. Men werkt aan eigen duinwater en de energie wordt ter plekke opgewekt. De horeca moet sober en bescheiden, maar ook exploiteerbaar zijn. Hoe exclusief mogen de paar vakantiecabins eigenlijk worden? De natuur is toch voor iedereen?

Energie-eerlijkheid die school mag maken

De zonnepanelen op de daken zijn het minst controversieel, maar de zon schijnt ook wel eens niet. De windmolen blijkt ook onder natuurliefhebbers een heikel ding, maar dat is in de beste Hollandse traditie opgelost. Als het moet – en alleen als het moet! –  komt straks een kleine molen uit een dak geschoven om de batterijen bij te plussen. Daarna trekt de molen zich schielijk terug.

De energievoorziening blijft dus precair, maar anders dan op het oude land verstopt men de consequenties niet. Geen compenserende aflaten voor een stevig dieselaggregaat, geen Bijna Energie Neutraal Gebouw (BENG) waarin alleen de gebouwgebonden energie en niet de gebruiksenergie van keukens en computers is meegerekend.

De gebouwen van de nederzetting krijgen installaties met een stoplicht. Bij groen is er genoeg stroom en zijn er geen beperkingen, bij oranje mag er best een lampje uit en bij rood wordt het tijd om de zaklantaarn en een kaarsje te gaan zoeken. Het is van een zeldzame eerlijkheid die school zou mogen maken op het vasteland.

Bas van Horn
BasvanHorn@gmail.com

Deze column verscheen op 30 oktober 2019 bij romagazine.nl 

De minister bepaalt

Weer een VVD’er die het ‘Groene Licht ‘gezien heeft. Na Ed Nijpels en Pieter Winsemius is er nu Johan Remkes. Ooit mocht ik zijn speeches tikken toen hij als staatssecretaris van Wonen een minister van Milieu (Jan Pronk, ook dat nog) boven zich moest dulden. Nu is hij zelf de held van groen: ‘Geen trucs meer, we moeten echt iets doen aan het neerslaan van stikstof in de natuur!’

Het gaat allemaal om de Natura 2000-gebieden, waar we ons aan Europa verplicht hebben om alles te doen wat in ons vermogen ligt voor instandhouding van de biodiversiteit. Want zo zit het: we hebben zelf gebieden aangemeld, we hebben ze zelf onder onze Natuurwet geplaatst, zelf criteria voor vergunningen opgesteld en zelf een beheerplan laten opstellen. We kunnen desnoods onze prioriteiten ook zelf herschikken, maar daar hebben we het liever niet over.

’We hebben de Natura-2000 zelf aangemeld’

Na het negeren van waarschuwingen vanuit Europa was het onze eigen Raad van State die een streep trok. Of het nu gaat om vliegen en rijden, het bouwen tegen het woningtekort of de aanleg van nieuwe natuur: extra stikstof op de hei, het duin en arme zandgronden is uit den boze. Met de mantra ‘er zijn geen taboes’, bereid het kabinet de geesten voor op het volgen van de aanbevelingen van Remkes.  Alles is bespreekbaar. Selectief ingrijpen in de veestapel en zelfs het terugdraaien van de 130 kilometer per uur.

Middeleeuwse aanslag
Wat we daarmee beschermen is eigenlijk het resultaat van aantasting van de natuur door onze verre voorouders. De Middeleeuwen kenden perioden van sterke bevolkingsgroei. Het bos werd gekapt om te bouwen en te stoken, te veel schapen en koeien graasden de boel kaal en boeren plagden het land af voor bemesting en het voeren van de dieren in de winter. Het resultaat: schrale gronden, zandverstuivingen met een enkele boom. Desolate plekken waar je beter niet kwam, tot ze in de late Romantiek van de negentiende eeuw werden verheerlijkt.

Naast de romantische gevoelens die natuurliefhebbers sinds het begin van de natuurbeweging koesteren, is de biodiversiteit tegenwoordig een belangrijke reden om voor behoud en versterking van traditionele landschappen te ijveren. Een heel scala aan planten en dieren gedijt alleen op arme gronden. Stikstof is pure mest en zorgt ervoor dat veelvoorkomende soorten de zeldzame verdringen. Dat is aantasting van de biodiversiteit en dat mag niet.

’Hoe erg is het eigenlijk dat bepaalde soorten verdwijnen’

Of de voorgenomen maatregelen genoeg zullen zijn, valt moeilijk te bepalen. Wanneer heeft het afnemen van een populatie kamsalamanders een kritische grens bereikt? Welke orchidee is waar cruciaal? Het verschilt van plek tot plek en vraagt overal uitgebreid onderzoek door experts van gespecialiseerde adviesbureaus. En dan de vraag die televisiefilosoof Bas Haring opwierp: hoe erg is het eigenlijk als bepaalde soorten verdwijnen? Dat was natuurlijk vloeken in de natuurkerk, maar wel het soort vraag dat misschien te weinig wordt gesteld.

Deskundigen en pleitbezorgers
Het probleem met natuur en milieu is dat de deskundigen ook meteen de belangenbehartigers en ideologen zijn. Dat mocht ook de ponyboer en staatssecretaris Henk Bleker ervaren toen hij bijna tien jaar geleden vond dat de Nederlandse natuur wel wat meer toegankelijk zou mogen worden voor de recreant. En dan toegankelijk inclusief voorzieningen. Want de natuur is mooi, maar je moet er wel iets te drinken bij hebben, zoals de dichter Willem Kloos gezegd zou hebben. Hoon van de grootgroenbezitters en hun deskundigen was zijn deel. Hij had er geen verstand van en moest zich er beter niet mee bemoeien.

’Nederland heeft anderhalf keer zoveel Natura 2000-gebieden als Frankrijk’

Iets vergelijkbaars speelt nu ook, maar dan erger. Nu zijn de afwegingen van de milieudeskundigen niet alleen verstopt in beleidsstukken en beheerplannen, maar ook nog eens achter juridificering en ‘Europa’. Een echte weging van belangen vindt niet meer plaats. De Raad van State heeft gesproken, de natuur het laatste woord. Tenzij we nog eens goed kijken naar onze Natura 2000 gebieden. Want dat achterdeurtje laat Remkes op een kier.

Geen appels met peren vergelijken
Wij zelfbenoemde gidslanders zouden niet goed voor onze Natura 2000-gebieden zorgen, maar we hebben er dan ook best veel. Nederland heeft er honderdzestig aangewezen. Frankrijk telt er honderdachtenzeventig. Gecorrigeerd voor oppervlakte en bevolkingscijfer heeft Nederland – volgens een heel rechtse website – bijna anderhalf keer zoveel Natura 2000-gebieden.

Ik zeg niet dat het te veel is, maar wel dat we geen appels met peren moeten vergelijken. Dat we bij onze prioriteiten rekening mogen houden met de specifieke omstandigheden van ons dichtbevolkte en toch nog altijd heel leefbare land. Het terugdraaien van een aanwijzing is blijkbaar niet eenvoudig, want vaker mislukt. Maar het kan. In de Wet natuurbescherming staat in hoofdstuk twee over de Natura 2000 gebieden in artikel 2.1 lid 7: ‘onze minister kan een besluit als bedoeld in het eerste lid (de aanwijzing) wijzigen of geheel of gedeeltelijk intrekken.’ Niks Europa of Raad van State. Het is gewoon de minister die bepaalt.

Bas van Horn

Deze column verscheen op 2 oktober 2019 bij ROmagazine.nl

De Extended Household of ‘we kunnen toch vrienden blijven?’

Rijtjeshuizen van meer dan een miljoen, appartementjes van drie ton. De stadse woningmarkt is – zoals bekend – oververhit. Belangrijkste oorzaak is het succes van de stad, met een krappe woningmarkt tot gevolg. Beleggers van groot tot klein profiteren en jagen de prijzen op. Dat is het grote plaatje. Daarnaast zijn er ook kleine plaatjes. Zoals dat van mensen die tegen elkaar zeggen: ‘We kunnen toch vrienden blijven?’

Scheiden gaat over diepe haat, wrok, geldkwesties en huilende kinderen, maar in sommige stadse kringen ook over verstandige mensen die ‘met elkaar in gesprek blijven’. Ex-partners die de zaken netjes regelen en verder gaan als vrienden. ‘Uit elkaar en de relatie is nog nooit zo goed geweest!’ Dat werk. Het helpt natuurlijk wel dat ze bij elkaar in de buurt blijven wonen. Een eigen kamer voor de kinderen bij hem en bij haar, de school om de hoek. Handig voor de oppas, de vriendjes, handig voor de exen en hun gezamenlijke vrienden zelf.

’Samen voor ons eigen op nog meer vierkante meters’

Deze oplossing voor de scheidingsproblematiek is niet voor iedereen weggelegd. Dat beseffen ze heus wel en daar voelen ze zich dan ook gepast schuldig over. De gescheiden vaders in caravans op verlopen vakantieparken, de moeders met de kinderen in een kleine huurwoning in een buitenwijk, dat is een andere wereld.

Zijn ze eigenlijk wel gescheiden die stadse-exen? Exotische volkeren (nooit stammen zeggen!) werden vroeger bezocht door antropologen. Nu komt alleen Sunny Bergman nog langs voor een documentaire. Van Sunny weten we dat die volkeren soms nog steeds in uitgebreid gezinsverband leven, als Extended Family: grote hut, veel mensen, weinig privacy, maar een verbondenheid!

De stadse-exen doen precies het tegenovergestelde. Ze gaan uit elkaar, maar blijven ook samen in een soort netwerk verspreid over meerdere huizen. Ze vormen feitelijk een uitgebreid huishouden, een extended household. Samen voor ons eigen op nog meer vierkante meters dan de hogere middeninkomens toch al voor zichzelf opeisen. Maar wel een goed gesprek over de nieuwe Bergman, dat was toch minder toen ze nog samen waren.

Deze column verscheen op 5-9-2019 bij ROmagazine.nl

Participeren of blokkeren

Vliegveld Lelystad gaat voorlopig nog niet zorgen dat Schiphol substantieel kan blijven groeien. Minister Cora van Nieuwenhuizen heeft de openingsdatum van april 2020 geschrapt. Het is de schuld van De Europese Commissie die aarzelt om ‘pretvluchten’ anders te behandelen dan ‘economisch noodzakelijk’ luchtverkeer. Het is de schuld van de Raad van State die de PAS (programmatische aanpak stikstof) de pas afsneed. Niks groeien, monitoren en achteraf repareren, zegt de Raad, maar vooraf duidelijk maken hoe extra milieubelasting wordt voorkomen. En het is natuurlijk de schuld van het weinig doorzichtige gerommel met de MER en de laagvliegroutes van Lelystad.

Wie mag waar en wanneer vliegen?

Het kabinet zet ondertussen toch de deur voor beperkte groei van Schiphol vanaf 2021 open en zal streng toe gaan zien op naleving van de afspraken. Het lijkt er wel op dat er pas echt duidelijkheid voor Schiphol en Lelystad komt als de integrale herindeling van het Nederlandse luchtruim medio 2023 is afgerond.

Wie mag waar en wanneer boven Nederland vliegen? Die herindeling is op zich al een klus van ongekend formaat. Defensie en het ministerie van Infrastructuur en Water moeten er in het Programma Luchtruimherziening samen uit zien te komen met de Luchtverkeersleiding Nederland, het Commando Luchtstrijdkrachten en Maastricht Upper Air Control. Daarbij worden stakeholders van ballonvaarders tot grote luchtvaartmaatschappijen geconsulteerd en de zeventien miljoen kritische Nederlanders zo goed mogelijk geïnformeerd over de veranderingen in het luchtruim boven hun hoofd. Ga er maar aanstaan.

Transparantie, zorgvuldigheid en navolgbaarheid zijn de toverwoorden

Transparantie, zorgvuldigheid en navolgbaarheid zijn de toverwoorden in de aanpak van omgevingsmanagement en participatie. Dat moet ook wel, want we zijn kritischer geworden op de luchtvaart. Voor sommigen is het kosmopolitische airportgevoel al omgeslagen in vliegschaamte over milieu- en klimaatbelasting. Daarbij komt dat het instrument van de Alders-tafels – waarmee de communicatielijnen met de luchthavenomgeving lang werden opengehouden – is uitgewerkt en er bij alle partijen een katterig gevoel is blijven hangen over het proces rond Lelystad tot nu toe.

Het sentiment in de regio

Het moet dus anders en beter. Daarom is onder meer de startbeslissing voor het luchtruimherzieningstraject in april publiekelijk gelanceerd met een boekje, was er meteen een website en heeft men een projectmanagement office (PMO) opgezet waarin alle luchtvaartprogramma’s van de Rijksoverheid informatie delen en hun contacten met veelal dezelfde stakeholders op elkaar afstemmen.

Voor de maatschappelijke participatie waren er al de civiele- en militaire omgevingsraden rondom luchthavens, maar daar is nu iets nieuws bijgekomen: de provinciale kerngroep waar regio-specifieke luchtvaartissues op tafel liggen. De provincies stellen de kerngroepen samen waarbij het ministerie advies geeft. Het uitgangspunt is dat in ieder geval gemeenten, bewoners, natuur- en milieuorganisaties en het bedrijfsleven aan tafel zitten.

Het Programma Luchtruimherziening zoekt de kerngroepen op om te horen, zien en voelen wat er speelt

Het Programma Luchtruimherziening zoekt de kerngroepen op om te horen, zien en voelen wat er speelt. Want de luchtruimherziening raakt iedereen, maar niet iedereen op dezelfde manier en in dezelfde mate. Op die manier hoopt men het sentiment in de regio beter aan te voelen en een nieuw decentraal gremium te hebben dat kan helpen bij het inrichten van maatschappelijke participatie.

Kaders voor participatie

De hamvraag is natuurlijk: gaat het helpen? Het antwoord: een beetje. Ook bij het programma luchtruimherziening zijn ze realistisch en gaat men ervan uit dat niet iedereen tevreden zal zijn met de uitkomsten. Dat is per definitie het geval met zoveel stakeholders en een luchtruimherziening die de leefomgeving van alle inwoners in meer of minder mate raakt. Het heeft ook te maken met de rol die we voor participatie zien.

Sommige betrokkenen aan Rijkskant waren teleurgesteld dat deelnemers aan de vorig jaar gehouden luchtvaartgesprekken over de toekomst van de luchtvaart, niet wilden ingaan op de voorgelegde stellingen en dilemma’s. Men participeerde om het eigenbelang, het belang van natuur- en milieu of het principe van 0-groei naar voren te brengen. Niet om de dilemma’s van de overheid te helpen oplossen. Dat is letterlijk ieders goed recht, maar niet wat de Rijksoverheid met participatie beoogt.

Wie bepaalt de kaders: de politiek of de samenleving?

Achtereenvolgende kabinetten hebben de afgelopen decennia geleidelijk ‘verantwoordelijkheid bij de samenleving teruggelegd’. Het SCP constateerde een aantal jaren geleden al dat zich een nieuw verantwoordelijkheidsmodel aan het ontwikkelen was. De Rijksoverheid formuleert de doelen, maar medeoverheden, burgers en bedrijven bepalen in zekere mate hoe ze die bereiken. Vanuit rijksoptiek dient participatie ertoe de samenleving invulling te laten geven aan de rijksdoelen.

Een deel van de maatschappelijke participanten accepteert die kaders niet en gebruikt formele procedures en andere participatietrajecten om de opgave en de doelen van beleid zelf ter discussie te blijven stellen. Dat is deels te wijten aan gebrekkig verwachtingenmanagement en deels aan belangengroepen die nu eenmaal de middelen inzetten die hen ten dienste staan om eigen doelen na te streven. Aan het eerste is iets te doen, het tweede zal een lastig gegeven blijven. Niet alleen als het gaat om de toekomst van de luchtvaart, maar in alle trajecten waar opvattingen botsen en burgers in hun leefomgeving worden geraakt.

Bas van Horn

Deze column werd op 11 juli 2019 geplaatst op romagazine.nl

Inclusief, voor wie eigenlijk?

‘We Make The City, het festival dat steden beter maakt, zoomt in 2019 in op hoe we steden van, voor en door écht iedereen kunnen maken’, aldus het openingsstatement op de website. WMTC is een vanuit de Metropoolregio Amsterdam groots opgezet evenement. Het programma telt twaalf stadsthema’s, diverse podia, activiteiten en een indrukwekkende line up. Meer dan tweehonderd bestuurders en professionals, sprekers en performers uit binnen- en buitenland staan op het lijstje. Het spektakel – 17-23 juni – wil deze editie nog inclusiever zijn dan de eerste keer.

Het zal gaan over veiligheid, cohesie en vaardigheden voor de eenentwintigste eeuw, maar vooral ook over klimaatbestendigheid, duurzaamheid, slimme technologie, circulariteit, leefbaarheid, gezondheid en inclusiviteit. Omdat de stad van iedereen is en iedereen mee moet kunnen doen. Het zijn de toogdagen van de progressieve metropool of misschien kun je door het imponerende programma beter zeggen: het is de 1 Mei Parade van de Groene Republiek.

’De stad is van iedereen en iedereen moet dus mee kunnen doen’

We Make The City is een aanmatigende titel, maar in de beste traditie van bestuurders, planologen, ingenieurs, sociaalgeografen en iedereen die zich tegenwoordig ‘stadmaker’ noemt. Een geschiedenis van doorpakkers die zorgden voor riolering en stromend water, die de stadssloppen van de negentiende eeuw sloopten en de nieuwbouwwijken van toen na de tweede wereldoorlog weer vernieuwden.

Het is ook de traditie van de volksverheffers. Van de fabrieksdirecteuren die het ongedisciplineerde werkvolk in het gareel brachten met modeldorpjes, van de Maatschappij van Weldadigheid in de veenkoloniën, de woonscholen voor een proper en deugdzaam gezinsleven, de sociale en christelijke volksopvoeders en hun woningbouwverenigingen. Daar is veel huiselijk geweld mee bestreden en veel gezondheid en ontplooiing mee gewonnen. Maar het was – met de beste bedoelingen – ook dwingend en bemoeizuchtig.

Naast de bestrijding van evidente misstanden, kregen eerst de anti-socialen en later de zwakken in de samenleving ook een nieuw waardenpatroon opgelegd. Dat was geen samenzwering van fabrikanten en bestuurders, maar gewoon ‘wat het beste leek voor iedereen’. Dat lijkt nu met WMTC opnieuw te gebeuren.

’Tante Pastellia, de woonconsulente van weleer, is weer helemaal terug’

Vooral in het programma ‘iedereen gezond’ en de Kennislunch Noord, is de woonconsulente van weleer weer helemaal terug. Ik zie haar voor me als een Tante Pastellia, de oude vrijster die de zelfstandig wonende minderjarige Pippi Langkous – voor haar eigen bestwil – in een kindertehuis probeert te krijgen.

Het is heel goed mogelijk dat we de klimaat- en duurzaamheidsdrammers van vandaag straks dankbaar zijn voor de transities die ze nu doorduwen, dat we ons niet meer kunnen voorstellen dat kleur en gender zoveel discussie gaf. Maar ‘We Make The City’ roepen zonder de stadgenoten te betrekken die minder met deze thema’s hebben, past niet bij de geëmancipeerde democratische samenleving van nu. Echt inclusief is het ook niet.

Deze column verscheen op bij 29-5-2019  romagazine.nl 

Muziek, verhalen en Stout

We hadden eindexamen gedaan en vertrokken voor vakantie naar Ierland. De vader van mijn schoolvriend had zijn spaargeld gestoken in een stukje land aan de Kenmare River. Het zou veel geld waard worden, want ook de Oranjes hadden hun oog laten vallen op de schitterende baai aan de Atlantische Zuidwestkust van Ierland.

De Oranjes kwamen niet en het landje aan het water bleef onbeheerd en overwoekerd achter. Tot wij er met bijl en kapmes een plekje vrijmaakten voor onze tent. Ierland was het laatste restje Derde Wereld in Europa, ons plekje zo idyllisch als ik net heb opgeroepen. Vorige week was ik er terug. Mijn schoolvriend woont er met zijn Ierse vrouw en jonge kinderen.

Eco-systeemdiensten, de ‘gratis’ kwaliteiten van het land

Dankzij het internet, de footloose industies en een mild belastingklimaat werd het arme eiland tussen 1995 en 2000 de Celtic Tiger. Een snelgroeiende economie die vooral een bepaalde klasse rijk maakte en vooral de hoofdstad Dublin van aanzien deed veranderen. Er kwamen kantoorgebouwen van glas, bruggen van Calatrava en hippe koffietentjes op oude handelskades. Tot alles met de crisis in 2008 weer tot stilstand kwam en men pas een paar jaar terug de draad weer kon oppakken.

Nog altijd is te zien dat er in Dublin niet veel van het nieuwe geld doorsijpelt naar de overheid of de mensen die niet meedoen in de nieuwe economie. Even buiten het centrum zijn er nog steeds straten met potholes en dichtgetimmerde panden. In de city is het vegan en organic wat de klok slaat, maar ik denk niet dat men zich daarbuiten al de luxe van een cultuuroorlog over dit soort zaken permitteren kan.

Die tweedeling is er in de toeristische gebieden van de Ring of Kerry en de Ring of Bearra vast ook, maar hier lijken er toch meer mogelijkheden om een graantje mee te pikken van de rijkdom die vooral Amerikaanse en Europese toeristen naar het eiland brengen. De natuur, het landschap en de schone lucht vormen hier samen een geweldig geheel van eco-systeemdiensten. Zeg maar ‘gratis’ kwaliteiten van het land, aantrekkelijk om in te luieren, wandelen en fietsen.

Socio-systeemdiensten bieden een basale kwaliteit van leven

Daarnaast zijn er hier, wat ik zou willen noemen, socio-systeemdiensten. Het geheel van schijnbaar onverwoestbare tradities van muziek, verhalen en Guinness (doe mij overigens maar een Beamish) die hier niet alleen voor de toeristen in stand worden gehouden en waar iedereen van mag meegenieten. Gratis, afgezien van het bier natuurlijk.

Ik heb versteld gestaan van de diversiteit aan muziek en verhalen die hier nog iedere dag te beleven is. Van touristtraps met een elektronisch versterkt duo, tot spontane jamsessies in pubs en lounge-entertainment in een chic hotel dat later op de avond gewoon weer ontaard in zang, dans en een dronken Ier die met een geweldig getimed verhaal een rijke Amerikaan te kakken zet. En nog tot diens genoegen ook!

Ik zal niet beweren dat die unieke combinatie van eco- en socio-systeemdiensten van Ierland een gelukkig land maakt. Die combi was er namelijk ook al in de achttiende- en negentiende eeuw toen in totaal ongeveer twee miljoen Ieren wegtrokken om elders een beter bestaan op te bouwen. Het biedt wel een basale kwaliteit van leven, waardoor de Ieren misschien net iets relaxter in het leven staan.

Wij maken al best veel werk van onze eco-systeemdiensten. De lucht is schoner dan vroeger, we ontwikkelen nieuwe natuur en je kunt soms zwemmen in de gracht. Maar als Koningsdag de staalkaart is van onze volkscultuur, dan valt er op het gebied van socio-systeemdiensten nog wel wat te winnen. Moeten we ook eens wat meer aan doen. Worden we misschien relaxter van.

Bas van Horn

Deze column werd 8-5-2019 gepubliceerd op romagazine.nl

Participatieperikelen

Als er geen nieuw uitstel komt, dan is de Omgevingswet in 2021 van kracht. Breed verkennen en participeren voor de schop in de grond gaat, is helemaal in de geest van de wet. De initiatiefnemer is zelf verantwoordelijk voor het betrekken van andere belangen en de omgeving. De vorm van de participatie is bewust vrijgelaten. Geen project, plek of participant is immers hetzelfde en de wet gaat uit van vertrouwen.

Het is de codificatie van een langjarige beweging die kiest voor ‘meer verantwoordelijkheid bij de samenleving’. Het Sociaal Cultureel Planbureau constateerde een aantal jaren geleden al de ontwikkeling naar een nieuw verantwoordelijkheidsmodel waarin de overheid de doelen formuleert, maar burgers en bedrijven zelf mogen bepalen hoe ze die bereiken. Vervolgens toetst en sanctioneert de overheid. Het SCP spreekt van ‘een geregisseerde eigen verantwoordelijkheid’.

Minister Kajsa Ollongren gaf in maart haar Planologielezing voor studenten van de Rijksuniversiteit Groningen. Uit die lezing blijkt dat het kabinet ook van dit model uitgaat. Zeker waar het de klimaat- en energiedoelstellingen van de Rijksoverheid betreft. De minister stelt dat de energietransitie zijn beslag krijgt in de directe leefomgeving van mensen en dat daarom participatie van en draagvlak bij burgers voorop moeten staan. Tegelijkertijd waarschuwt zij dat gemeenten en provincies ‘niet in conservatisme moeten blijven steken’. Dat zou de Rijksoverheid in de positie brengen zaken te moeten afdwingen.

De proteststem woont in suburbia

Het kabinet volgt dus de beweging naar meer verantwoordelijkheid voor en vertrouwen in de samenleving, maar het is wel geregisseerde verantwoordelijkheid en geclausuleerd vertrouwen. Anderzijds constateert het kabinet een afgenomen vertrouwen in de overheid bij burgers en meent ze met de Omgevingswet ‘een bescheiden bijdrage aan herstel van vertrouwen te kunnen leveren’. Door betere besluitvorming over projecten, inzichtelijker procedures en regelgeving, beter beschikbare informatie over de fysieke leefomgeving en het faciliteren van burgerparticipatie.

Vertrouwen in de overheid vraagt een rijksoverheid die zijn medeoverheden en burgers vertrouwt. Dat loopt stroef van beide kanten. Het burgerperspectievenrapport 2019 en recente SCP-publicaties bevestigen wat je op je klompen aanvoelt: het vertrouwen in de overheid loopt terug. Tegelijkertijd wordt het vertrouwen van bestuurders, beleidsmakers én participatieprofessionals in burgers bemoeilijkt door de gevolgen van polarisatie tussen bevolkingsgroepen.

Die polarisatie is het gevolg van een groeiende tweedeling die goeddeels parallel loopt aan de scheiding arm-rijk, laagopgeleid-hoogopgeleid. Een afstand die zich ook geografisch manifesteert. ‘De proteststem woont in suburbia’, zegt politiek-geograaf Josse de Voogd. Op een iets hoger schaalniveau kenden we al de verschillende werelden van platteland en stad. Daarnaast is het vooral een scheiding in de hoofden en harten van mensen.

Staatssecretaris Snel en de carbontax

Een kloof waarin het verlies van oude zekerheden voor velen niet werd gecompenseerd door nieuwe perspectieven, waarin wantrouwen staat tegenover het vertrouwen dat het hoogopgeleide deel van de bevolking heeft in zichzelf en de maatschappij. Die kloof is een cultuurstrijd geworden die wordt uitgevochten op vele fronten. Voor of tegen zwarte piet, voor of tegen gender neutrale toiletten, voor of tegen minder vlees, maar ook: bos versus hei, voor of tegen windmolens, zonneparken en toekomstgericht klimaatbeleid.

In die strijd wordt informatie van overheid en kennisinstellingen betwist, en niet altijd onterecht. Staatssecretaris Snel van Financiën lijkt de Tweede Kamer bijvoorbeeld niet juist te hebben geïnformeerd over de carbontax, het rekenmodel waarmee de effecten van subsidie voor elektrisch rijden worden ingeschat. Maar rapporten van adviesbureaus worden soms ook al gewantrouwd omdat hun opdracht van de overheid komt. Tegelijkertijd voelen burgers en belangengroepen – die veel tijd, energie en kennis in participatie steken – zich niet altijd serieus genomen.

De politiek is leidend

Het doorzetten van centraal gemaakte keuzes, waarmee minister Ollongren in haar planologielezing dreigde, kun je zien als daadkrachtig beleid dat heldere kaders stelt aan werkbare participatie. Aan de andere kant zou een dergelijk optreden de sociaal-maatschappelijke en geografische tweedeling in ons land versterken en het draagvlak in langjarige besluitvormingsprocessen voor grote opgaven verzwakken.

Ook al omdat regionale en lokale overheden steeds vaker de kant van hun burgers zullen kiezen en daarmee tegenover de keuzes van de nationale overheid komen te staan. Ongeacht hoeveel gebiedsdialogen en botsproeven er in de aanloop naar de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) worden gehouden om de energie- en klimaattransitie door te kunnen zetten. Dit dilemma voor politiek en beleid raakt ook de ruimte voor participatie.

Het Klimaatakkoord van Parijs stelt doelen voor 2050 en redeneert terug naar wat en  wanneer in de tussentijd moet worden bereikt. Een nationaal klimaatakkoord – en eventueel een klimaatwet – borgt die doelstellingen langjarig in nationaal beleid. Dat kan op hoofdlijnen, maar een nieuw regeerakkoord zal leidend zijn. Het betekent dat we in de participatieprocessen rond langjarige trajecten altijd rekening moeten houden met politieke koerswijzigingen. Dat pleit voor een incrementele beleids- en participatiepraktijk die ervaringen en voortschrijdend inzicht weet terug te ploegen naar het begin van nieuwe- en vervolgtrajecten. Dat heet soms ‘zwalkend beleid’, maar het is verstandig en bovendien de consequentie van een democratisch bestel.

Bas van Horn

Deze column verscheen op 17 april 2019 bij ROmagazine.nl 

Thierry en Tocqueville

 De Telegraaf heeft mij kennelijk met het zoekwoord speechschrijver gegoogeld, want ik mag ook wat van de overwinningstoespraak vinden. Ik zeg dat de redevoering van Thierry Baudet knap in elkaar steekt en dat pathos en bombast – bij ieder ander over the top – hier precies bij de spreker passen. Vergelijkbare analyses, maar ook veel ‘foei’-commentaren staan in alle kranten. Als de Telegraaf belt, ben ik net dit stukje over de aantrekkingskracht van het fenomeen Baudet aan het tikken.

‘Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap.’ De heilige drie-eenheid van de Franse Revolutie wordt niet vaak bevraagt. Dankzij het boekje De kleine Tocqueville van journalist Martin Sommer, snap ik dat vrijheid en gelijkheid op gespannen voet met elkaar staan. Voor de Franse edelman Alexis de Tocqueville (1805-1859) is de Franse Revolutie nog dichtbij. Ook in zijn familie valt de guillotine. Hij ziet met de democratie een ontwikkeling naar steeds meer gelijkheid en is daar niet tegen. Maar hij ziet ook hoe de staat als hoeder van de gelijkheid de vrijheid in het nauw zal brengen. Kom er maar in Thierry Baudet.

De adel houdt het volk eronder, maar ziet zichzelf ook als beschermer van beschaving, recht en gerechtigheid. De koning (de staat) is niet meer dan de eerste onder zijns gelijken. Hij moet de adel rond het hof te vriend houden of zit zo ver weg van hertogdom en markizaat dat de edelman daar zijn eigen gang kan gaan. Dat is de vrijheid zoals Tocqueville bedoelt. Vrij van werk of dienstbetoon en levend naar eigen normen en waarden. Revolutie en democratie maken een einde aan die aristocratische vrijheid. Voortaan is er de staat die de vrijheid beperkt uit naam van de gelijkheid.

In de jaren tachtig van de vorige eeuw tonen hippe Franse filosofen de dwingelandij van de staat op alle terreinen van ons leven. Kritiek van eigen bodem op de macht van de staat komt onder meer van de dandyeske hoogleraar bestuurskunde Paul Frissen. De meesten van ons zijn dan nog met andere dingen bezig, maar de aristocratische verleiding schiet wortel. Met Pim Fortuyn breekt het naar de oppervlakte.

Pim speelt de ongebonden aristocraat met een palazzo, een excentrieke stijl van kleden en spreken, joie de vivre en schijt aan de gevestigde orde van politieke ploeteraars. Hij doet niet zijn best een van ons te zijn, maar onderscheidt zich. Met Fortuyn kunnen kiezers zich niet identificeren, maar ze willen wel zijn aristocratische vrijheid. ‘Ik zeg wat ik denk en ik doe wat ik zeg’. Tegen de macht en regels van de Europese superstaat, tegen het politieke establishment, dol op Marokkaanse schandknapen en tegen de Islam.

Rita Verdonk is na de moord op Fortuyn niet in staat zijn plaats in te nemen. Ze mist de flair van de noblesse. Haar ‘recht door zee’ is het geluid van de verongelijkte gewone man. Geert Wilders lijkt die belofte wel te dragen, maar uiteindelijk is zijn mythe een lege huls beschermd door safehouses en beveiligers, zijn excentriciteit niet meer dan een geblondeerde kuif.

Met Thierry Baudet is opnieuw een populistische aristocraat opgestaan. Hij flirt met de klassieken, de schone kunsten en met gevaarlijke antidemocraten. Onze bestuurders verkwanselen ons erfgoed, klimaatgedram is onzin en we willen het referendum terug. Een diverse mix van signalen en boodschappen. Maar wel een met een gemeenschappelijke noemer. Een alternatief op al die terreinen waar de gevestigde politiek geen alternatieven ziet. Daarmee schaart hij de mensen rond zijn vleugel.

De politieke beloften in zijn veelbesproken speech zijn het meest concreet in de democratische hervorming. Het is alleen niet de aantrekkingskracht van zijn beweging, die schuilt in de geur van vrijheid en ongebondenheid. Vrijheid op een manier die de meesten van ons tot ver in hun stamboom nooit gekend hebben en waarvoor we uiteindelijk ook onze groeiende gelijkheid – geborgd door staat of superstaat – niet zullen willen opgeven.