Doormodderen

Op donderdag 10 oktober presenteerde het Centraal Planbureau (CPB) het rapport Kiezen voor later: vier visies voor 2050. Premier Schoof mocht het in ontvangst nemen. Zoals het een planbureau betaamt, stelt het CPB dat de grote opgaven waarvoor ons land staat om langetermijndenken vragen. Voor ons uitschuiven van keuzes rond thema’s als vergrijzing, zorg, onderwijs, woningnood, klimaat, energie en biodiversiteit, leidt tot extra dure en suboptimale (ruimtelijke) oplossingen. Het lijkt een no-brainer, maar is dat wel zo?

Niet of laat kiezen is NIET altijd slechter en duurder 

Het CPB weet dat er verschillende scenario’s voor verschillende toekomsten denkbaar zijn. Het planbureau heeft geen voorkeur, maar wil vooral dat we kiezen en handelen. Het schetst daarom vier politiek-maatschappelijke smaken: de vrije markt, een autonome en zelfstandige economie, een vooral duurzame- en een solidaire samenleving. Niet of laat kiezen is altijd slechter en duurder, zegt CPB-directeur Pieter Hasekamp in diverse kranten.

Argumenten om juist zo laat mogelijk te kiezen zijn er ook. Zo hebben langetermijnstrategieën met ruimtelijke implicaties de neiging om ‘de vorige oorlog’ te willen winnen. Dat was letterlijk zo met omwallingen en waterlinies die nutteloos bleken toen het erop aankwam. Er was inmiddels artillerie met een veel groter bereik of men had niet voorzien dat de luchtoorlog al zo snel een beslissende factor zou worden.

Na jaren van breed gedragen bezuinigingen op defensie gaan we weer met eigen tanks rijden, maar interessanter: we gebruiken onze hernieuwde inzet voor het opzetten van een drone-industrie samen met Oekraïne. Wet van de remmende voorsprong, poleposition voor achterblijvers. Dat geldt ook bij civiele onderwerpen. Delen van Afrika die het zonder of met gebrekkige vaste telefonie moesten doen, zijn nu beter bereikbaar dankzij een snelle verspreiding van de mobiele telefonie.

‘Voorspellen is moeilijk, vooral als het om de toekomst gaat’. De Deense kerngeleerde Niels Bohr zou het gezegd hebben. Nog afgezien van de humor had hij gewoon gelijk. Juist in een tijd van extreem snelle technologische ontwikkeling, zijn langetermijnstrategieën achterhaald voor je het weet. Om verantwoord om te kunnen gaan met al die onzekerheid, hebben we onder meer het voorzorgsbeginsel uitgevonden. Een beginsel waarmee we lange termijn plannen al bij voorbaat saboteren omdat we zoveel niet te geven zekerheden van de toekomst vragen dat de plannen vastlopen of (te) duur uitkomen. Zie de discussie over kernenergie.

We laten ons nog steeds de weg wijzen door onze voorlieden, maar dat zijn er wel steeds meer en als ze ons teleurstellen zijn we er ook snel klaar mee 

En dan zijn er nog de politiek-maatschappelijke ontwikkelingen. Planning, en vooral langetermijnplanning, mag zich in een groeiende belangstelling verheugen. We willen weer visie en koersvastheid van de politiek. Tegelijkertijd is onze samenleving steeds verder geëmancipeerd en egalitair geworden. We laten ons nog steeds de weg wijzen door onze voorlieden, maar dat zijn er wel steeds meer en als ze ons teleurstellen, zijn we er ook snel klaar mee. Dat maakt ons als kiezers grillig en dat is ons democratisch goed recht. Slecht nieuws dus voor de langetermijnplannen die we zo graag willen.

‘Beleidmakers zouden zich moeten beperken tot een stip op de horizon en kleine stapjes in die richting’ 

Kom er maar in Charles Edward Lindblom (1917-2018), politicoloog en econoom aan Yale University die in 1959 kwam met zijn Science of Muddling Through. Hij zette zich af tegen het plandenken dat niet alleen in de communistische, maar ook in de Westerse wereld nog altijd in zwang was in de late jaren vijftig. Het strikt rationele doeldenken dat een objectief einddoel met de stappen daarnaartoe zou kunnen formuleren, had voor hem afgedaan. Te veel partijen, te veel belangen en ontkenning van de irrationele factoren in de politiek. Het waren voor hem de oorzaken van falend planbeleid. Beleidmakers zouden zich moeten beperken tot een stip op de horizon en kleine stapjes in die richting. Beperkte interventies die getoetst worden op hun effect, zowel maatschappelijk als politiek. Een incrementele benadering. Trial and error met ruimte voor democratische organen om bij te sturen.

Het is allemaal weinig spectaculair vergeleken bij visionaire- of autoritaire vergezichten die ook in ons land snel aan populariteit winnen. Too little too late, ook voor de urgentie die velen zien in de problemen waar we voor staan. Maar het lijkt wel beter te passen bij een mondige, egalitaire samenleving die visie en koersvastheid wil, maar ook snel klaar is met politici die niet leveren.

Deze column werd gepubliceerd bij Romagazine.nl op 15 oktober 2024

De stad, het geld, de regie en het geitenpaadje

De Stad, het verhaal van Amsterdam van 1980 tot vandaag. Dit recente en veelgeprezen boek van Marcel van Engelen, volgens het FD een van de beste zomerboeken van dit jaar, beschrijft ook mijn geschiedenis met de stad. Als geboren Noorderling, opgegroeid in Purmerend, terug naar de stad. Een stad zo rauw als nu niet meer voor te stellen is. Hele gevelrijen dichtgetimmerd, overal geparkeerde auto’s, zwerfvuil en junks. Geen woning, geen kroning. Krakers en creativiteit.

City-plannen en tegenbeweging

De verlaten scheepswerven – ik zie de lange, lege fietsenstallingen nog voor me – en de zwarte kolenbergen in de Oostelijke haven. Hoe de IJ-oeverherontwikkeling verloor van het grote geld dat voor de Zuidas koos en hoe het toch nog goed kwam. Van Engelen beschrijft het mechanisme waarmee eerder afgeschreven plannen toch doorsijpelen naar latere realisatie. Hoe de stad werd gevierd als ‘emancipatiemachine’ tot het een ‘sorteermachine’ werd.

De city-plannen en de tegenbeweging. Van de Jordaan, naar De Pijp en de omgeving van de Javastraat. Ontwikkelingen die zich niet alleen in Amsterdam hebben voorgedaan. Voormalige buurtwerkers uit Utrecht, die het boek van Van Engelen met mij lazen, herkennen er veel in.

Hoe de stad werd gevierd als ‘emancipatiemachine’ tot het een ‘sorteermachine’ werd 

En dan de gentrificatie als redding en als vloek. Massatoerisme. Het Amsterdam waar het footloose mondiale kapitaal de dienst uitmaakt. Een stad voor de rijksten en de onderkant met niks daartussen. De roep om regie: ‘Take back control’.

In gelul kun je niet wonen

In de musical-achtige Orkater-voorstelling ‘Café 749’  – een opwarmer voor Amsterdam 750 jaar in de koude Markthallen aan de Jan van Galenstraat – speelde wethouder Salomon de Miranda niet voor niets een centrale rol. Salomon (‘Monne’) werkte in de jaren dertig samen met Floor Wibaut (Wie Bouwt? Wibaut!) voortvarend aan de volkshuisvesting, werkgelegenheid en volksgezondheid van de stad. Een productieve tandem waarbij vooral Wibaut met de eer streek. In de jaren tachtig vormden Michael van der Vlis en Jan Schaeffer ook een beetje zo’n duo. Samen de handen uit de mouwen, waarbij de ‘shine’ vooral ging naar Schaeffer en zijn oneliners: ‘in gelul kun je niet wonen’.

Ook de epiloog van Marcel van Engelen is te lezen als een pleidooi voor nieuwe regie vanuit de overheid 

Ook de epiloog van Marcel van Engelen is te lezen als een pleidooi voor nieuwe regie vanuit de overheid. Het begin is er, we hebben alweer een minister van volkshuisvesting. Niet om het kapitaal uit te bannen, je kunt immers niet zonder, maar wel om weer greep te krijgen op de ontwikkeling. Toch weer een grotere rol voor volkshuisvesting, ook voor de middengroepen. Nieuwe armslag voor de corporaties of misschien zelfs weer een gemeentelijk woningbedrijf.

Geitenpaadjes

Maar Van Engelen laat ook de nuance zien. Bijvoorbeeld door te wijzen op de sociale huursector die nog altijd groot is; 48 procent van de totale woningvoorraad in 2021, terwijl de grootste uitverkoop werd gestopt. Bij die nuance horen wat mij betreft ook de individuele geitenpaadjes die mensen vinden om maar in die stad te kunnen blijven.

Het hoort bij de creativiteit die in steden over de hele wereld aan de dag wordt gelegd door mensen die kleine kansen zien en benutten. Mogelijkheden waarvoor in het grotere plaatje geen ruimte is. Door verder buiten het centrum te kijken, door – al dan niet legaal – woningdelen of kapitaal bij elkaar leggen om samen een pand te kopen. Geen oplossingen voor de stad als geheel, maar soms wel voor het individu, een paar of een groepje.

Deze column verscheen bij Romagazine.nl op 17 april 2024

Pijnlijke keuzes

We mochten stemmen voor het Europese Parlement. Alsof dat niet ingewikkeld genoeg was, konden we ons in Amsterdam en Weesp op dezelfde dag ook nog eens uitspreken in het raadgevend referendum over de Hoofdgroenstructuur van de stad. Twee dames, beiden betoverd door het narratief dat de natuur op omvallen staat en het groen altijd de zwakste partij is, hadden het initiatief genomen en zowaar de drempel voor de aanvraag van een referendum gehaald.

Het kneiter-groene en linkse stadsbestuur had het bestaan om de Hoofdgroenstructuur net niet helemaal heilig te willen verklaren. Het kon zich voorstellen dat de groeiende stad woningen en voorzieningen nodig zou hebben die een enkele keer ten koste zouden mogen gaan van het gekoesterde groen in de stad. Groen is ontzettend belangrijk, maar een leefbare stad heeft ook andere dingen nodig die ruimte vragen. Voor de dames en hun medestanders was dit een onacceptabel voorstel dat van tafel moest. Een raadgevend referendum zou een ‘groene lijn’ trekken en de gemeenteraad overhalen om tegen het voorstel van het college te stemmen. 

Het is evident dat soms andere belangen dan het groen voorrang moeten kunnen krijgen 

Op zich was de keuze voor mij niet zo moeilijk, want het is evident dat soms andere belangen dan het groen voorrang moeten kunnen krijgen. Het is ook wel zo democratisch om daar in voorkomende gevallen over te beslissen en niet tevoren met een in beton – excuus voor de beeldspraak – gegoten besluit.

Er zat echter wel een addertje onder het gras. Een stem voor het collegevoorstel zou ook zomaar eens een stem voor kneiterhoge windturbines dicht bij woningen en volkstuinen in Amsterdam Zuidoost kunnen betekenen. Turbines die er moeten komen omdat het stadsbestuur met een bizarre koplopersambitie een groen gebaar wil maken ten koste van haar eigen bewoners en tuinders. 

Extra wind op zee, in de havens en op industrieterreinen is genoeg om de nationale winddoelen te halen, maar het college wil meer. In een autarkische fantasie, die met de werkelijkheid van een stad niets te maken heeft, wil het zoveel mogelijk duurzaam in de eigen energiebehoefte voorzien. En daarvoor moet de kwetsbare periferie van de stad een offer brengen.

Nu moet ik bekennen dat er voor mij ook wel een NIMBY-kantje aan zit. Ik ben namelijk zowel bewoner als tuinder die straks op een paar honderd meter afstand enkele windturbines krijgt. Toch heb ik voor het alleszins redelijke voorstel van het college gestemd. Het brengt mij mogelijk in de eigenaardige positie dat ik straks alle argumenten voor de plaatsing van de turbines hard nodig zal hebben om mijn woning te kunnen verkopen.

Deze column verscheen op 18 juni 2024 bij Romagazine.nl

Het Angkor Wat van de Waterstaat

In de eerste week van mei ligt het Waterloopbos ten oosten van Emmeloord in de Noordoostpolder er prachtig bij. Het jonge blad van de hoge beuken filtert het licht tot een zachtgroene waas. Lager in het bos overwoekeren riet en struiken op veel plaatsen de schaalmodellen van grote waterwerken. Dit is het Angkor Wat van het naoorlogs ingenieursoptimisme. Toenmalige ‘state-of-the-art’ techniek getransformeerd tot landschapskunst en natuur. Hier ligt de basis van onze huidige waterbouwkunde die – zoals iedere held in een goed verhaal – tegenslagen ontmoet om daarna als winnaar uit de strijd te komen.

Analoog – digitaal, publiek – privaat

Het voormalig proefterrein van het Waterloopkundig laboratorium De Voorst ziet eruit als een ruïne van een tempelcomplex. Hier liggen de havens van IJmuiden, Rotterdam, Istanbul, Bangkok en vele andere plaatsen op schaal verscholen in de begroeiing. Niet verstopt, maar volledig vrij gegraven, ligt hier ook prominent de Deltagoot, proefinstallatie voor de Deltawerken. Een betonnen bak van 240 meter lang, 5 meter breed en zeven meter hoog. Een golfslagbad waar het effect van watergeweld op bodems en dijken kon worden uitgetest. Nadat in 2015 een nieuwe goot bij Deltares in Delft en vooral computermodellen en -simulaties het werk hadden overgenomen, kon de goot in het bos verzaagd worden tot een gigantisch kunstwerk.

Tussen 1951 en 1996 van de vorige eeuw werden in de Noordoostpolder met engelengeduld proefnemingen gedaan om de effecten van stroming en golfslag mee te kunnen nemen in het ontwerp van havenontwikkelingen en kustbescherming. Vrijwel alles analoog en met grote inventiviteit. Zo werden er bijvoorbeeld in het schaalmodel van een aan te leggen haven stroken gekleurde steentjes neergelegd en fotografeerde een ingenieur vanaf een hoge ladder de verschuivingen in de kleurpatronen om zo de ontstane stroming vast te leggen. Iets soortgelijks gebeurde met papiersnippers op het water. Foto’s, met een lange sluitertijd genomen, onthulden de stroompatronen. De eerste computermodellen en -simulaties zijn op deze gegevens geijkt.

Decentralisatie en marktwerking 

De waterbouwkunde ging niet alleen van analoog naar digitaal, maar ook van publiek naar privaat. Het waterlooplaboratorium was als dependance van de TU Delft altijd verbonden geweest met Rijkswaterstaat, maar nu werd daar – net als bij VROM – de expertise geprivatiseerd en op afstand gezet. Daar leek veel voor te zeggen, want het is immers veel goedkoper om expertise in te huren wanneer je het nodig hebt. Bovendien zou een gezonde markt ontstaan waarin bedrijven op prijs en kwaliteit concurreren. Wat de overheid wel opbrak is het verlies aan eigen expertise om een goede opdrachtgever te kunnen zijn.

Miljoenengat in de begroting nog niet gedicht 

Dat bleek bijvoorbeeld bij de grote renovatie van de Afsluitdijk. Een megaproject om dit kunstwerk – waterstaatjargon voor grote constructies – bestand te laten zijn tegen zeespiegelstijging en verhoogde rivierwaterafvoer. Maar niet alleen dat. Ook de ecologische schade die de Afsluitdijk had aangericht, zou worden gerepareerd met onder meer een vismigratierivier. Vanzelfsprekend moest het er goed uit gaan zien, want we hebben het tenslotte over een van de weinige menselijke bouwwerken zichtbaar vanuit de ruimte en een icoon van Neerlands kunnen.

Volgens de beste stuurlui aan de wal had een fixatie op de zeespiegelstijging en minder aandacht voor de rivierwaterafvoer ervoor gezorgd dat een belangrijk risicoscenario in de aanbesteding niet was meegenomen. Bij laag water en hoge golven op het IJsselmeer zou de constructie zoals die bedacht was in gevaar kunnen komen. Om dat risico alsnog af te dekken ging de renovatie 263 miljoen of volgens sommigen zelfs 400 miljoen duurder uitpakken.

De erfenis van Ir. Lely

Grote projecten zijn om minder afgeblazen, maar dat is hier geen optie. Bovendien zijn de betrokken partijen tot elkaar veroordeeld, want de overheid kan niet terug en er zijn geen andere gegadigden om de klus te klaren dan de bouwers BAM, Van Oord en het technisch adviesbureau Rebel verenigd in het consortium Levvel (De Erfenis van Lely veiliggesteld). Een miljoenengat ligt nog altijd open, maar ondertussen gaat het werk door.

In dezelfde week waarin ik het Waterloopbos bezocht, werden in Den Oever twee sets van drie pompen aangeleverd. Twaalf meter hoge installaties die visvriendelijk – vraag me niet hoe dat kan – 275.000 liter water per seconde of de inhoud van één olympisch zwembad per 9 seconden van het IJsselmeer naar de Waddenzee kunnen blazen. Zelfs wanneer het water aan de zeekant eigenlijk nog te hoog staat.

Met wapperende jaspanden zal de stenen Ir. Lely op enig moment goedkeurend neerkijken op het voltooide werk. In een fraai bezoekerscentrum zal de lof gezongen worden van dit staaltje Hollandse waterbouwkunde en onze ingenieurs. Hoe het miljoenengat werd gedicht, komt daar misschien niet eens meer ter sprake. Of het moet zijn als de laatste beproeving van de held voor zijn overwinning.

Deze column verscheen op 13 mei 2024 bij romagazine.nlhttps://romagazine.nl/artikel/28356/de-ingenieur-als-held

Tuintrots

Het tuinseizoen is nog nauwelijks begonnen of het is weer zover. Een volkstuinvereniging – ditmaal Ons Genot in de Utrechtse wijk Overvecht – komt er bij toeval achter dat het op de nominatie staat om ingeruild te worden voor nieuwe sportvelden. De tuinders die hier al zestig jaar lang tuinieren op basis van tijdelijke grondhuurcontracten met de gemeente, schrikken zich een hoedje. De soep lijkt vooralsnog niet zo heet te worden gegeten, maar Ons Genot moet in ieder geval publiek toegankelijker worden. ‘Zodat meer mensen van het groen kunnen genieten’. Daar kan niemand iets op tegen hebben. Toch?

De Wolf en de Zeven Geitjes

De volkstuinbeweging heeft zijn wortels in het begin van de vorige eeuw. De vaak slecht behuisde arbeidersklasse wordt met de uitgifte van een stukje grond op een verenigingscomplex in staat gesteld het schimmelige binnenklimaat in de spaarzame vrije tijd te verruilen voor de frisse buitenlucht. Het biedt armlastige gezinnen bovendien de kans het sobere menu aan te vullen met gezonde groenten van eigen teelt. Dit alles past ook nog eens prima in de verheffingsidealen van christen- en sociaaldemocraten. De schop in de grond als eerzaam alternatief voor de fles en ongerichte oproerigheid.

Inmiddels zijn veel volkstuincomplexen ingesloten door stadsuitbreiding en vormen zij nu groene eilanden in de stad 

Overal in het land verschijnen volkstuincomplexen aan de randen van de stad. Dankzij een grote mate van zelfredzaamheid, ontsnappen de tuinverenigingen lang aan aandacht en bemoeienis van de overheid. Maar inmiddels zijn veel volkstuincomplexen ingesloten door stadsuitbreiding en vormen zij nu groene eilanden in de stad. Groeiende bevolkingsdruk en de keuze om de ongeveer zeventig procent onbebouwd gebied in ons land zoveel mogelijk met rust te laten, leidt tot hoogbouw en verdichting van de stad. Het leidt ook tot aandacht voor de volkstuincomplexen die veel weg heeft van de belangstelling van de Grote Boze Wolf voor de Zeven Geitjes.

Nogal wat tuinverenigingen op verschillende plekken in het land zien hun voortbestaan bedreigd door nieuwbouwplannen voor huizen, bedrijven of sportaccommodaties. Het speelt onder meer in Utrecht, Leiden, Ede, Purmerend en natuurlijk ook in Amsterdam. Vaak is er bij de plannen wel zicht op een nieuwe vestigingsplek, maar meestal veel verder van huis en altijd met het vooruitzicht van opnieuw beginnen. Bomen, struiken en akkertjes, de vrucht van noeste arbeid, ten prooi aan de shovel. En dan hebben we het nog niet eens over verstoorde habitats en verlies aan biodiversiteit. Enfin, u kleurt het plaatje zelf wel verder in.

Middelpuntvliedende krachten

Daartegenover staat natuurlijk het minstens zo treurige verhaal van de woningnood, de totaal ontspoorde woningmarkt, de jongeren die veel te lang bij hun ouders moeten blijven wonen en de concurrentie tussen verschillende groepen woningzoekenden in allerlei gradaties van urgentie. Een verhaal dat komt bovenop de ‘natuurlijke’ ontwikkeling van steden waarin functies verschuiven, rafelranden ‘hotspots’ worden en nieuwe rafelranden ontstaan. 

De wederdienst in de vorm van een grotere publieke toegankelijkheid van de complexen zou niet te veel gevraagd moeten zijn 

Dat te midden van die middelpuntvliedende krachten volkstuincomplexen soms naar buiten geslingerd worden, is niet zo gek. Dat ze er soms in slagen om gemeentebesturen te overtuigen dat het beter is om ze op hun plek te laten, pleit voor het luisterend vermogen van betrokken bestuurders. De wederdienst in de vorm van een grotere publieke toegankelijkheid van de complexen zou niet te veel gevraagd moeten zijn. Want waar rust en groen schaarse goederen zijn, is de overheid hier als grondeigenaar tenminste nog in staat de schaarste enigszins te verdelen. 

Maar als het even kan niet door de zelfredzaamheid, die zo kenmerkend is voor de volkstuinverenigingen, te ontmoedigen. Niet met afgedwongen samenwerking van de tuinders met maatschappelijke organisaties en initiatieven zoals in de Amsterdamse Uitvoeringsstrategie Volkstuinenbeleid. En niet met het inleveren van tuinen en huisjes ten behoeve van voorzieningen voor ‘bredere doelgroepen’.  

Prosecco-tuinders

Wat de tuintrots steekt is het gebrek aan vertrouwen in de ervaring, expertise en de wil van de volkstuinverenigingen om bij te dragen aan de vernieuwing van de volkstuinen. Tuinverenigingen geven immers al decennialang vorm aan een groen ventiel voor de druk van de stad. Volkstuinders weten allang dat het om meer gaat dan tuinieren. Op de tuin kun je buiten zijn, samenzijn en vriendschappen aangaan. Je kunt je er even terugtrekken of je burn out te boven komen. Precies al die dingen die gemeenten nu willen formaliseren in samenwerkingen met professionele organisaties met alle subsidieaanvragen, projectverzoeken en inefficiënte bureaucratie van dien.

Tuinverenigingen geven immers al decennialang vorm aan een groen ventiel voor de druk van de stad 

En de Prosecco-tuinders dan? Zijn de complexen in de grote steden inmiddels niet overgenomen door welstandige stedelingen die er een goedkoop en bereikbaar alternatief voor een huisje in Frankrijk aan hebben? Natuurlijk, die zijn er ook. Maar niet nadat ze keurig op hun beurt hebben moeten wachten op een wachtlijst. De tuinen en huisjes gaan immers niet naar de hoogste bieder, maar worden getaxeerd en verkocht door de verenigingen tegen een gelimiteerde prijs. En net als de minder welstandige medetuinders vervullen ze hun tuinplicht door periodiek te wieden en te schoffelen in het algemeen groen van het complex. Tuindiensten waarin de bubbels van de gesegregeerde stad weer even bij elkaar komen. Iets dat waard is te worden behouden.

Van het gas af

Ooit verruilden we de Amsterdamse binnenstad voor suburbia. Wijk in opkomst, eengezinswoning, school om de hoek. Alles voor de kids. Bijna dertig jaar later leken we terug te gaan. Flatje op de Oostelijke eilanden. Gebouwd voor de sociale huur, nu te koop voor de hoofdprijs. Kade op de zonkant, bootjes voor de deur. Locatie, locatie, locatie. Boven op die hoofdprijs twee verrassingen: erfpacht niet eeuwigdurend afgekocht, binnenkort over naar stadsverwarming. Toch maar niet bieden dan.

Warmte tot in de eeuwigheid

Want met de alternatieven voor aardgas wil het voorlopig niet vlotten. De kleinschalige pilots met de aardgasvrije wijken leiden een kwijnend bestaan. De zonnepanelen gaan aan hun succes, de salderingsregeling en het overbelaste stroomnet ten onder en warmtenetten komen nauwelijks van de grond. De Haagse wethouder voor de energietransitie, Arjen Kapteijns, moest een maand geleden aankondigen dat zijn plannen om de warmte voor 45.000 tot 60.000 woningen aan te besteden voorlopig in de ijskast zouden gaan. Marktpartijen zouden de businesscase voor aanleg en exploitatie van twee grote warmtenetwerken niet kunnen rondkrijgen. En dat terwijl het juist hier zo kansrijk leek. Een grote transportpijp voor warmte van de industrie in het Rotterdamse havengebied komt binnenkort in Den Haag uit. Precies op de plek waar na het fossiele tijdperk de warmte tot in de eeuwigheid via geothermie uit de grond en via aquathermie uit het water zal komen.

Schrikbeeld van nieuwe CV-ketels

Maar zo ver is het nog niet. Op dit moment krijgen private partijen niet genoeg zekerheden voor de enorme investeringen die voor een warmtenet nodig zijn, nog afgezien van de onzekerheid over de prijzen die ze straks kunnen vragen van de klanten die de gedwongen nering moeten gaan afnemen. 

De Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie is er nog niet en de Wet Collectieve Warmtevoorziening laat ook nog wel even op zich wachten 

Om vaart te houden in de energietransitie zou het zo mooi zijn geweest als nu het momentum gepakt kon worden om – tegelijk met de isolatieprogramma’s – het corporatiebezit in de energielekkende stapelbouw aan te sluiten op het warmtenet. Maar de Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie is er nog niet en de Wet Collectieve Warmtevoorziening laat ook nog wel even op zich wachten, is de inschatting van wethouder Kapteijns. Weg zekerheid voor investeerders. Kapteijns voorziet dat de corporaties straks gewoon weer cv-ketels zullen moeten vernieuwen om straks als de wetten en zekerheden er wel zijn, opnieuw te gaan investeren en verbouwen voor warmte uit de warmtepijplijn.

Dat de kwestie van de kosten voor bewoners en de dreiging van nieuwe cv-ketels snel acuut kan worden, blijkt uit de hoogoplopende fittie tussen de Amsterdamse corporaties en Vattenfall. De corpo’s sluiten per direct geen woningen meer aan op stadsverwarming, nadat Vattenfall de tarieven plotsklaps met dertig procent had verhoogd. Dat was niet afgesproken.

De autarkist in mij 

Naast een gebroken belofte is dit voor bewoners in Amsterdam-Noord en Zuidoost een enorme knauw in het vertrouwen – zo dat er al was – in het heil van de energietransitie. Ooit aangeprezen als goed voor de wereld én de portemonnee, bleek men nu tweehonderd euro duurder uit. Ze gaan vast wel weer met elkaar om tafel, maar voor nu schermen de corporaties richting Vattenfall met een Plan B waarin nieuwe cv-ketels inderdaad een prominente rol spelen.

Ooit aangeprezen als goed voor de wereld én de portemonnee; nu blijkt men tweehonderd euro duurder uit 

Anti-fossiele scherpslijpers zullen betogen dat die warmtenetten toch al een slecht idee waren omdat ze voorlopig alleen gedijen bij overtollige warmte uit stinkende ouderwetse, energie-intensieve industrie. Maar dat is uiteindelijk niet mijn punt, net zomin trouwens als het beeld van Siberiërs in hemdsmouwen voor het open raam omdat de radiatoren in de wijk centraal afgestemd staan op standje heet. Tegenwoordig kun je wel degelijk aan de thermostaatknop draaien, laat ik mij vertellen.

Nee, het is meer de autarkist in mij die zich wantrouwig verzet. Op mijn werkplek in het stadhuis moeten wij ons al een ‘Warme-Truien-Dag’ voor het klimaat laten welgevallen. Wat nu als de warmteprovider of de VVE straks besluit dat we solidair zijn met de ijsbeer? Dan zullen we vruchteloos aan de radiatorknop draaien.

Het was een mooi plekje daar aan de kade, ik had er graag willen wonen (we waren toch vast overboden). Waar ik niet rouwig om ben is het warmtenet dat mij nog even bespaard zal blijven.

Deze column verscheen eerder op romagazine.nl

Van doem naar daad

Deze maand kwam de Buitenland Barometer van Clingendael uit. De jaarlijkse ranglijst van bedreigingen voor de samenleving volgens de Nederlandse bevolking. Het kreeg van het Haagse veiligheidsinstituut als titel mee: tussen hoop en vrees. 

We blijken het meest bang voor cyberaanvallen, terrorisme en oorlog. Ondanks aanhoudend slechte berichten over klimaatverandering zakt dit thema fors op de lijst van bedreigingen. We hebben ook hoop om te overleven. Wat is hier aan de hand?

Transitiedenkers

De onderzoekers van Clingendael constateren dat we (opnieuw) minder vertrouwen hebben in beleid dat de opwarming van de aarde moet tegengaan, maar ook dat we steeds meer hoop vestigen op ons vermogen tot aanpassing aan een veranderend klimaat. In vaktermen: van mitigatie naar adaptatie. 

Al een halve eeuw klinken er, naast geluiden over de teloorgang van het milieu in het algemeen, stemmen die waarschuwen voor het gevaar van de opwarming van de aarde. In de geschetste doemscenario’s stond de klok al die tijd op vijf voor twaalf. Industrialisatie, fossiele brandstoffen, kapitalisme en consumentisme hadden ons tot de rand van het ravijn gebracht. Het was nu of nooit voor een radicale transitie.

Transitiedenkers zoals Jan Rotmans hebben steeds voor radicale maatschappijverandering gepleit om het tij te keren. De dreigende ondergang van de wereld was daarbij het argument dat geen alternatief duldde. Het was tegelijkertijd ook een beetje het wenkend perspectief. Bestuurskundige Paul Frissen en anderen, hebben gewezen op deze eschatologische component in het transitiedenken.

Angst voor ondergang

In de beeldvorming van verschillende wereldgodsdiensten, ideologieën en revolutionaire bewegingen is de bestaande wereld verdorven en kan het alleen nog goedkomen door radicale verandering, of anders door de toch al onvermijdelijke alles zuiverende catastrofe. 

Daarna kunnen we met een schone lei opnieuw beginnen. In het geval van de opwarming misschien niet per se als soort, maar in ieder geval als levende aarde.

Het ‘vijf-voor-twaalf’ frame voor omgaan met klimaatverandering past niet meer 

De (aantrekkings)kracht van de transitiebeweging zit in de angst voor een nog wat onbestemde dreigende ondergang. Maar van een dreiging is de klimaatverandering inmiddels een realiteit om ons heen geworden. Het ‘vijf-voor-twaalf’ frame past niet meer, en vooral jongeren in rijke landen gaan gebukt onder de mentale gevolgen van klimaatfatalisme. 

Klimaatadaptatie stond altijd in een wat kwade reuk vanwege het ‘toegeven’ aan klimaatverandering in plaats van de oorzaken ervan te bestrijden. Het was het terrein van bèta-wetenschappers, ingenieurs en technologie-optimisten die alleen in het verlengde van de status quo denken. Kort gezegd: klimaatadaptatie stond de Grote Verandering in de weg. Nu de klok eindelijk is doorgetikt van vijf voor naar twaalf uur, kunnen we niet meer om prioriteit voor adaptatie heen. En dat blijkt bevrijdend te werken.

‘Niet het einde van de wereld’

In plaats van bestrijding van een ongrijpbaar mondiaal probleem, kunnen we concreet aan de slag met het klimaatveilig maken van onze omgeving en misschien op termijn wel de wereld. En terwijl sommigen zich verloren in klimaatpessimisme, blijken anderen al lang en met succes te werken aan een wereld die nog wel even mee kan. Ook voor mensen. Er is wel veel klimaatschade, maar we zijn steeds beter in staat maatregelen te nemen en slachtoffers te voorkomen

Het jonge hoofd onderzoek van de statistieksite Our World in Data, Hannah Ritchie, doet daar in haar boek Niet het einde van de wereld verslag van. Het aantal slachtoffers van watersnood, bosbranden, hittegolven en andere klimaatgerelateerde natuurrampen, neemt niet toe maar af. Er is wel veel klimaatschade, maar we zijn steeds beter in staat maatregelen te nemen en slachtoffers te voorkomen. Rijke en opkomende landen laten zien dat economische groei kan samengaan met terugdringen van uitstoot en de bevolkingsgroei slaat bij groeiende welvaart om naar afname.

‘Nuclear Now’

Allemaal zaken die de Deense wetenschapspublicist Bjørn Lomborg en minder bekende publicisten ons al jarenlang voorhouden, maar die nu doordringen tot een nieuw publiek van bezorgde jongeren. 

Bij ons zijn het Hidde Boersma en andere eco-modernisten die dezelfde boodschap brengen. Deze beweging heeft het conservatieve ‘terug naar de natuur’ van de traditionele milieubeweging ingeruild voor een progressieve visie waarin natuur, klimaat, biodiversiteit en voedselzekerheid vooruitgeholpen worden met verantwoorde intensieve landbouw, gentech, meer ruimte voor wilde natuur en kernenergie.

Menig eco-modernist verenigd in WePlanet heeft zelf nog gedemonstreerd onder het motto: “Atomkraft, nein danke” maar is nu pleitbezorger van deze uitstootvrije energiebron.  Een moedige bekering die je ook de activisten van Extinction Rebellion en Greenpeace zou gunnen. Misschien kan de film Nuclear Now van de beroemde regisseur Oliver Stone daarin eenzelfde rol vervullen. Net als eerder An Inconvenient Truth van Al Gore deed voor de doorbraak van het klimaatbewustzijn. De feestelijke première van Nuclear Now voor Nederland is op 17 maart in Koninklijk Theater Tuschinski te Amsterdam.

Klassenmigranten komen ‘uit de kast’

‘Is het daar niet erg low-life?’ had de toenmalig redactiechef van het reclamevakblad Adformatie gevraagd. Het is bijna dertig jaar geleden, maar het staat me nog helder voor de geest. Ik had – als invaller op de redactie – verteld dat we met ons jonge gezin van een bovenwoning in de Amsterdamse Watergraafsmeer waren verhuisd naar een eengezinswoning in Gein 3 Dorp. Nieuwbouw uit de jaren tachtig aan de rand van Amsterdam Zuidoost. Als ‘premie C woning’ gebouwd en bedoeld om de verpleegsters en politieagenten van destijds voor de stad te behouden; ook toen al. 

Uit een interview met een deftige columniste van NRC maakte ik op dat zij vanuit het bijna Gooise Abcoude meende dat ik in haar horizonvervuiling woonde. Ik was verbijsterd, maar had nog niet helemaal door dat ik te maken had met een geografische dimensie van klassenverschil of misschien zelfs wel klassenstrijd. Erkenning van klassenverschil is, drie decennia later, weer helemaal hip en de klassenstrijd mag zich op een nieuwe manier in veel aandacht verheugen. Ik draag graag mijn steentje bij.

De welvaartsgroei en emancipatiebeweging van de jaren zeventig hadden gezorgd voor een enorme toename van hoger- en academisch opgeleiden. Meer meisjes en jongens dan ooit tevoren slaagden erin een hbo-diploma of academische titel te behalen. Niet alleen door hard te studeren, maar ook door zich – al dan niet bewust – de academische folklore en de mores van de hogere klassen eigen te maken.

Voor veel stapelaars van onderwijsdiploma’s – en andere studenten die vaak als eersten in hun familie gingen studeren – betekende het een breuk met de normen en waarden, met de cultuur die ze van huis uit hadden meegekregen. Als ze al ‘uit de kast kwamen’ over hun afkomst, dan was het om te vertellen hoe ze zich aan hun milieu hadden weten te ontworstelen. Het leverde mooie geschiedenissen op, maar ook veel exotisme – De Helaasheid der Dingen van Dimitri Verhulst bijvoorbeeld – met gevoelens van verraad en verloochening tot gevolg.

Armoede of een armoedige afkomst is nog altijd beladen 

Erkenning van de culturele kant van de klassenstrijd danken we in de eerste plaats aan Pierre Bourdieu, de Franse socioloog die met La Distinction (1979) begrippen als cultureel- en sociaal kapitaal introduceerde. Over het belang van de juiste smaak en de juiste contacten. Didier Eribon is ook zo’n Franse intellectueel, met dit verschil dat hij als arbeiderskind pas kon schrijven over zijn afkomst nadat hij ingewikkelde boeken over  Foucault had geschreven. In zijn boek Terug naar Reims (2009) beschrijft hij hoe zijn vader eerst moest overlijden, voor hij zijn moeder weer kon opzoeken in een buitenwijk van Reims. Muizon is niet helemaal de plek van zijn jeugd, maar wel bijna. Ik zie veel overeenkomst met mijn Gein 3 Dorp, maar gelukkig ook veel verschil. Eribon beschrijft de pijnlijke herkenning van de lelijkheid en gelatenheid van de mensen waar hij van is weggevlucht, maar ook hoe dat allemaal nog diep in hem zit. De lelijkheid door slechte verzorging en gezondheid, de wansmaak, de woninginrichting en de wijken. 

Ondertussen hebben we in Nederland diverse stemmen die op belangrijke posities van de ingewikkelde relatie tot hun ‘bescheiden’ afkomst getuigen, zonder er uitsluitend op af te geven. Mensen die zonder paternalisme hun afkomst inzetten voor erkenning en verbetering van leefomstandigheden. 

Oud-vakbondsleider en SP-politicus Ron Meijer komt uit een Limburgs arbeidersmilieu en geeft nu leiding aan het Nationaal Programma Heerlen-Noord. Tim ’S Jongers groeide op in een arm en – zoals dat heet – ‘sociaal zwak’ Vlaams milieu. Hij is nu directeur van de Wiardi Beckmanstichting en maakt zich druk om het gebrek aan inzicht vanuit de doelgroep om sociaal beleid effectief te laten zijn. 

Lenette Schuijt is auteur, coach en docent. Zij schreef Transklasse, leven in twee werelden. Een verhaal à la Eribon, maar dan van een Nederlandse tuindersdochter die ging studeren en daarmee een ‘transklasse-persoon’ werd. Een spreidstander: één been in het ene en één in het andere, nieuwe milieu.

En we hebben natuurlijk Josse de Voogd. De politiek-, sociaal- en electoraal geograaf die ons kennis liet maken met ‘tussenland’. De non-descripte woongebieden die overal hadden kunnen zijn, maar nu eenmaal min of meer betaalbaar en handig tussen mogelijke werkplekken liggen. Hij is ook de onderzoeker die de kloof tussen de ‘haves’ en de have nots’, de aangehaakten en de afgehaakten geografisch, cultureel en politiek in kaart bracht in de Atlas van afgehaakt Nederland. Een onderzoek, samen met Rene Cuperus, dat door Johan Remkes werd aanbevolen aan alle oude en nieuwe Kamerleden. Josse mocht de verkiezingsuitslag op tv duiden, maar leeft zelf van een minimuminkomen omdat hij als zelfstandige met een chronische ziekte buiten allerlei regelingen valt. 

Armoede of een armoedige afkomst is nog altijd beladen. Eribon zei dat openheid over zijn afkomst hem meer moeite had gekost dan de openheid over zijn homoseksualiteit. Toch zijn er nu ervaringsdeskundigen die de moed hebben daaroverheen te stappen. Zij hebben posities en daarmee ‘articulatiemacht’. Maar er blijft toch nog altijd iets hangen in het debat over ongelijkheid en klasse. 

Toch blijft het klasse-denken eendimensionaal 

De bestuurssocioloog Mark van Ostaijen legde onlangs in de Volkskrant de vinger op de zere plek. Ja, er is veel aandacht voor armoede en ongelijkheid, maar toch blijft het klasse-denken eendimensionaal. Want waar een onderklasse is moet ook een bovenklasse zijn. Toch gaat het alleen over de onderklasse. Het gaat over ‘kansen creëren in kansarme wijken’, over noodzakelijke cohesie in buurten en wijken. 

Dat er belangentegenstellingen zijn tussen ‘onder’ en ‘boven’ ontkennen we het liefst. Wie in ‘kansen’ denkt veronderstelt geen frictie, maar hoogstens ‘achterstand’ (tot de bovenlaag). En waarom zijn buurtcohesie en ‘samendoen’ altijd zo belangrijk voor de armere wijken? In de villadorpen staan geen buurthuizen en aan cohesie doen ze er ook niet. Waarom dat zo is, wordt nauwelijks geanalyseerd.

Ja, Gein 3 Dorp was (en is) low-life. Dat is te zeggen: wanneer je de vaklieden, technici, onderhoudsmensen en administrateurs van het nabijgelegen UMC/AMC ziekenhuis of de luchthaven Schiphol tot die categorie rekent. Veelal mensen met een middelbare opleiding in loondienst, werkzaam als zzp’er of in een eigen bedrijf met personeel. 

Ook zij hebben zich geëmancipeerd. Die emancipatie ziet er alleen wel anders uit dan ooit voor hen werd bedacht. Het zelfbewustzijn spreekt uit dure verbouwingen en grote auto’s. Hier heeft de politiek met heimwee naar de verzuiling allang afgedaan. Dit zijn belastingbetalers die zich – afgezien van een gunstige bijtelling – wel eens iets meer zouden willen herkennen in de besteding van al dat geld. 

Ik had als arbeiderskind in een nieuwe sociale omgeving een benedenwoning met een kamer-en-suite in de Watergraafsmeer moeten ambiëren en niet een eengezinswoning in een non-descripte nieuwbouwwijk aan de rand van de stad. Het is een keuze die we altijd hebben moeten verdedigen.

Deze column verscheen bij Romagazine.nl op 29 januari 2024

De wet van alles (of niets?)

Niemand beweert dat het digitaal uitvoeringsinstrumentarium (DSO) helemaal uitontwikkeld is, maar wel ver genoeg om het in te voeren. Of het is te ver om af te blazen en te oud voor verder uitstel, zoals anderen stellen? Hoe dan ook, invoering van de Omgevingswet is aanleiding om op meer terug te blikken dan de moeizame totstandkoming van de wet. Op de millenniumovergang naar het jaar 2000 bijvoorbeeld: Y2K.

Na drie jaar voorbereiding kwam de voltooiing van de Omgevingswet in 2014 in zicht. De programmadirectie Eenvoudig Beter bij het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat – speciaal opgericht om de wet te maken – ging vooruitlopend op de opheffing alvast afslanken. Ervaren wetgevingsambtenaren waren sceptisch over het beoogde tijdpad. Per 1 januari 2024 is het dan echt zo ver. 

‘Een operatie met een bijna militaire precisie die doet denken aan de voorbereidingen op de millenniumbug bij de eeuwwisseling’ 

Jos Verlaan beschrijft in NRC hoe, volgens minister Hugo de Jonge, alles eind vorig jaar is klaargezet om de Omgevingswet in werking te laten treden. Om ongelukken en digitale ontwrichting te voorkomen of het hoofd te bieden. ‘Een operatie met een bijna militaire precisie die doet denken aan de voorbereidingen op de millenniumbug bij de eeuwwisseling’, schrijft de journalist. 

Geen gekke vergelijking, hoewel er natuurlijk een enorm schaalverschil is. Destijds ging het om mogelijke ontregeling van vrijwel alle geautomatiseerde processen en systemen in de wereld. Nu gaat het om vrijwel alle onder de Omgevingswet geïntegreerde ruimtelijke processen en wetten in Nederland.

Over de millenniumbug schreef ik eerder: ‘Het jaar tweeduizend is aanstaande. Y2K, de millenniumchaos die zal volgen nadat alle computerklokken in de Oudejaarsnacht zijn doorgetikt van 1999 naar 2000. Nu zal duidelijk worden hoezeer ons leven wordt beheerst door computers en geautomatiseerde systemen: salarisadministraties, geldautomaten, elektriciteit- en waterdistributie, winkel- en kluisdeuren, militaire alarmeringssystemen en raketlanceerinrichtingen.

Maurice de Hond is eigenlijk de enige die in de Nederlandse media zijn nek uitsteekt en publiekelijk waarschuwt voor de risico’s bij de millenniumwisseling. De opinieonderzoeker gelooft in het internet en de nieuwe economie die nooit meer in recessie hoeft te raken. Tegelijkertijd ziet hij de tijdbom van de computerklokken tikken. Niemand weerspreekt overtuigend zijn onheilstijdingen. 

Het bronwater is verpakt in lichtblauwe dozen, twintig tweeliterpakken per doos. De houdbare melk staat in vijf pakken van een liter op een kartonnetje, stevig omwikkeld met taaie plasticfolie. Op een stille maandagmiddag til ik twaalf dozen water en tien traytjes houdbare melk in de kruipruimte van het huis. De droge voorraad gaat naar zolder.

Hamsterend ‘nieuwe stijl’ heb ik niet alleen eenvoudige bulkwaren gekocht, maar ook mueslirepen, noten, zoutjes, verpakte kaas, droge worst en olijven. Mijn actie houd ik zoveel mogelijk voor mijzelf. Hamsteren is minderwaardig gedrag van egoïsten met een gebrekkige zelfbeheersing. Hamsteraars benadelen de mensen met meer burgerzin. Ze creëren schaarste, drijven de prijzen op en werken de redelijke oplossingen van de overheid tegen.

Maar tegenwoordig zien steeds meer burgers dat de overheid niet alle rampspoed voor kan zijn. Dat we de verantwoordelijkheid voor ons leven weer zelf moeten leren dragen. En wat is er dan mis met je voorbereiden op calamiteiten?

Y2K werd een self denying prophecy en de angst ervoor weerspiegelde de gevoelde onzekerheid bij de stormachtige automatisering en digitalisering  

Om de Millenniumwende met een select gezelschap in verschillende tijdzones en met veel champagne te kunnen vieren, is er de exclusieve global millenniumtrip per Concorde. Dat lijkt de goden verzoeken, maar ruim voor het uur nul is de banvloek gebroken. De vitale sectoren hebben zichzelf gescreend, verbeteringen aangebracht en millenniumproof verklaard. Australië en Nieuw-Zeeland schuiven als eerste probleemloos het derde millennium in.’

Y2K werd een self denying prophecy en de angst ervoor weerspiegelde vast ook de onzekerheid die ik en anderen voelden bij de stormachtige automatisering en digitalisering aan de vooravond van het jaar 2000. Ondertussen zijn die ontwikkelingen in razend tempo voortgegaan en richten onze zorgen zich nu vooral op de macht van de grote techbedrijven en de invloed die kunstmatige intelligentie krijgt op ons leven.

In 1999 was er een door de regering opgetuigd Millennium Platform onder leiding van oud-Philipstopman Jan Timmer dat de overheid en het bedrijfsleven moest voorbereiden op digitale rampscenario’s, schrijft Verlaan. Het instellen van het platform bleek in ieder geval een belangrijke trigger voor instellingen en bedrijven om de risico’s serieus te nemen en aan te pakken. 

Voor de invoering van de Omgevingswet is het altijd geruststellende besluit genomen om een regeringscommissaris met ruime bevoegdheden aan te stellen om in te grijpen als het mis gaat. Oud-hoogleraar bestuursrecht Kars de Graaf heeft zich met die taak laten belasten.

Ondanks het feit dat de wet en vooral het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) onder permanente en groeiende druk tot stand zijn gekomen, gaat het dit jaar dan toch echt gebeuren. De wet en het stelsel moeten zich in de praktijk gaan bewijzen. Sommige verwachten totale digitale chaos, anderen forse kinderziekten die hopelijk overkomelijk zijn. Blijft over de kritiek van een andere oud-hoogleraar bestuursrecht, Peter Nicolaï. Hij vreest de chaos, maar vraagt zich in het artikel van Verlaan in NRC ook nog eens af voor welk probleem deze wet ook alweer de oplossing was.

Voor welk probleem was de Omgevingswet ook alweer de oplossing? 

In het politiek klimaat van vijftien jaar geleden moest de wet er immers voor gaan zorgen dat ‘het land van het slot zou gaan’. Belemmerende regels en ‘bestuurlijke spaghetti’ verhinderden dat burgers en ondernemers de spade in de grond staken. Zij moesten de ruimte krijgen om hun eigen leef- en werkomgeving vorm te geven. Want wie weet beter wat nodig is dan de aanpakkers ter plekke? Een wet en een loket om zoveel mogelijk het initiatief van onderop te faciliteren. Dat zou de creativiteit en ondernemingszin in de samenleving weer wakker kussen en zorgen dat er gebouwd ging worden. 

Inmiddels is de wind maatschappelijk gedraaid en wordt links en rechts gepleit voor landelijke regie op onze grote ruimtelijke opgaven. Of de Omgevingswet daarvoor het juiste gereedschap is, moet blijken. In de decentrale praktijk, in de uitvoering ter plekke waar ook de feedback voor verbetering vandaan zal komen. Ik wacht nog even met hamsteren.

Het is niet eerlijk

De sluiting van vakantiepark Prinsenmeer in het Brabantse Ommel krijgt veel aandacht in de media. De nadruk in de beeldvorming ligt op verloedering en op louche en criminele praktijken Maar hier is ook een keiharde strijd gaande, waardoor de minder gelukkigen en gemarginaliseerden weer het veld moeten ruimen.

Vakantiepark Prinsenmeer in het Brabantse Ommel gaat dicht. Dat krijgt veel aandacht in de media.  Omdat we allemaal Ferry hebben gekeken en geen genoeg krijgen van de alomtegenwoordige Frank Lammers. Omdat het vakantiepark al onze (voor)oordelen over Brabantse vakantieparken bevestigt en omdat eigenaar Peter Gillis dat in zijn eigen realityserie Massa is Kassa ook doet. Achter de smakelijke couleur locale staat Prinsenmeer nog steeds voor een treurige realiteit.

Chaletje in het groen

In sommige kranten werd het geval Prinsenmeer breder getrokken. Hier en elders buiten de stedelijke gebieden zijn het de grote cohort van bemiddelde pensionados en de digi-nomaden, die prima kunnen werken vanuit een chaletje in het groen, verantwoordelijk voor druk op de traditionele vakantieparken. Met een stevige upgrade van het park is de huuropbrengst te vertienvoudigen. Er is een flinke groep die hiervoor de portemonnee kan en wil trekken.

Met nieuwe bestemming en businessmodel meer investeren in veiligheid en leefbaarheid  

Maar nog even terug naar Prinsenmeer. De gemeente Asten, waar Ommel onder valt, heeft Gillis geen exploitatievergunning meer verstrekt. Men vermoedt dat hij zijn vakantiepark gebruikt als dekmantel voor criminele activiteiten. Het zou mogelijk om illegale huisvesting van arbeidsmigranten gaan. Bovendien neemt Gillis het niet zo nauw met de veiligheidsvoorschriften. Serieuze zaken die moeten rechtvaardigen dat kwetsbare mensen de zelfgekozen oplossing voor hun problemen moeten verlaten. 

Exit kwetsbare groepen

In het schemergebied tussen toestaan, verbieden en gedogen zou op dit type ‘niet-vitale’ parken een klimaat bestaan van onderlinge afhankelijkheid, overheidswantrouwen en criminaliteit, schreef minister van volkshuisvesting Hugo de Jonge in juni 2023. Daarom zijn enkele tientallen minder vitale parken – als vervolg op een eerder geformuleerd actieplan – aangemerkt als kansrijk om te transformeren naar een woonbestemming of een dubbelbestemming met recreatie. 

Gescheiden vaders, mensen met schulden, afgehaakten en gemarginaliseerden verder naar de marge verdrongen 

Met zo’n nieuwe bestemming is er een nieuw businessmodel en kan er weer geïnvesteerd worden in veiligheid en leefbaarheid. Omdat er vervolgens geen ongelijkheid mag ontstaan met de recreatiewoningen die nu al door gemeenten een woonbestemming krijgen toegestopt, moet alles straks natuurlijk aan het bouwbesluit voldoen. Hoewel er allerlei flankerend beleid wordt bedacht om het te voorkomen, zal het in veel gevallen exit kwetsbare groepen betekenen.

Marginalisatie of jubelton

Het resultaat zal uiteindelijk zijn dat de gescheiden vaders, de mensen met schulden, de afgehaakten en gemarginaliseerden voor een dak boven het hoofd nog verder teruggedrongen worden naar de minst dynamische delen van het land: de loodsen, de volkstuincomplexen en de jachthaventjes aan het einde van een stille vaart. 

De groep die de jubelton niet langer rechtstreeks aan het koophuis van de kinderen kan besteden, krijgt hem terug in de vorm van een upgrade naar een woonstatus voor hun belegging in een recreatiewoning.

Deze column verscheen op 13 december 2023 bij romagazine.nl