Waarom elites falen… en mensen in opstand komen. Trans-Atlantisch onderzoek naar de nieuwe waardenscheiding tussen ‘Patriots’ en ‘Egalitarians’ in de Westerse wereld.
Motivaction International: Martijn Lampert en Anne Blanksma
Bespreking: Bas van Horn
Motivaction zit met haar analyse bovenop de actualiteit. Aan de onderliggende hoeveelheid data zal het niet liggen. Voor dit onderzoek werden meer dan 56.000 respondenten in vierentwintig landen aan beide zijden van de Atlantische oceaan bevraagd. Toch wringt het al bij de centrale stelling die de auteurs in hun analyse poneren.
De traditionele links-rechts tegenstelling zou vervangen zijn door de kloof tussen ‘patriots’ en ‘egalitarians’. De ‘patriots’ zijn dan de linkse en rechtse populisten met een hang naar een mythisch vroeger en een grote vaderlandsliefde. De ‘egalitarians’ zijn – kort door de bocht – de kosmopolitische elites. Die laatsten heten ‘egalitarians’ omdat ze voor mondiale sociale gelijkheid, culturele gelijkheid en religieuze gelijkheid zijn.
Het probleem met de ‘egalitaristen’ – en dat beschrijven de auteurs ook – is dat ze hun gelijkheidsidealen uitdragen in abstracte termen en mondiale contexten. Die ‘onthechte’ taal is echter niet te wijten aan het vocabulaire van hogeropgeleiden die nu eenmaal zo denken en zich niet realiseren dat anderen dat niet doen. Dat taalgebruik is noodzakelijk. Het gaat immers om heel bepaalde interpretaties van gelijkheid die andere interpretaties uitsluiten.
De egalitaire sociale gelijkheid is die van de meritocratie. Dat is de gelijkheid van de geslaagden in de diplomademocatie. De culturele gelijkheid in dit universum is die van Maxima (‘Dé Nederlander bestaat niet’) waarmee autochtone bevolkingsgroepen een culturele identiteit wordt ontzegd. De religieuze gelijkheid is een mooi rechtstatelijk idee, maar vooral aantrekkelijk vanuit seculiere superioriteit. Het is immers wel heel raar om te eisen dat oprecht gelovigen in die ene god zo tolerant zouden moeten zijn om anderen hun andere god te gunnen.
De Trump-aanhangers zouden volgens het onderzoek niet zo aan gelijkheid hechten. Dat klopt alleen als je het opkomen voor inkomen (door behoud of terugkeer van banen in de mijnbouw en auto-industrie) en waardigheid (door behoud van culturele identiteit) niet als een strijd voor gelijkheid interpreteert, maar als een reflex van behoudzucht.
De ‘vaderlandslievenden’ aan deze kant van de oceaan hebben al meer met gelijkheid in de termen die het onderzoek erkent. Daar gaat het bij Motivaction verder niet over, maar dat heeft alles te maken met de tradities van het individualistische Amerika en het meer collectivistische Europa.
Waar de Amerikaanse Edith en Archie Bunker in de jaren zeventig al heimwee hadden naar een tijd waarin ‘ieder zijn steentje bijdroeg’ en niemand behoefte had aan een ‘Welfare State’, herinneren Europeanen zich de tijd voor het neoliberalisme, die van het ‘Rijnlands Model’. Voor veel ‘egalitarians’ een knellend keurslijf van een bemoeizuchtige overheid, voor anderen de bescherming van collectieve arrangementen en zekerheden georganiseerd door overheden, werkgevers en werknemers samen.
Deze verschillen in ‘heimwee’ van Amerikanen en Europeanen maken een belangrijke aanbeveling van Motivaction voor Europese overheden, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties lastig te implementeren. De auteurs stellen dat het Europese project in overwegende mate is gebouwd op egalitaire waarden van hoger opgeleiden, maar menen ook dat die niet alleen deze groepen hoeven aan te spreken.
In plaats van steeds te appelleren aan innovatie en creativiteit (typisch thema’s voor hoger opgeleiden) zou men vaker ‘verhaallijnen’ moeten ontwikkelen die dezelfde (!) universalistische waarden voor het voetlicht brengen bij lager- en middelbaar opgeleiden. In die verhalen moet het dan gaan over het koesteren van traditie, veiligheid en inkomensbescherming.
En daar wordt het ingewikkeld, want de gelijkheid van de ‘egalitaristen’ is de gelijkheid van de ‘patriotten’ niet. Traditie strijdt met innovatie, veilige binnengrenzen met buitengrenzen en collectieve afspraken over werk, loon en goede arbeidsvoorwaarden zitten het ‘vrije verkeer van goederen, diensten en mensen’ in de weg. Dat los je niet op met een alternatieve storyline, anders had Lodewijk Asscher hem wel gevonden.