Is het nieuwe normaal van de anderhalve-meter-samenleving voor altijd – of toch een uitzonderingstoestand? Het is steeds onduidelijk. Langzaam wennen aan een maatregel voor onbepaalde tijd tot we niet beter meer weten. Ondertussen loopt de spanning op. Wordt de remedie erger dan de kwaal?
Mijn advies: laat we de teugels vieren, dat is beter dan je gelijk te (moeten) halen.
Journaliste Daan Borrel behoort tot de optimisten. Zij ervaart de laatste tijd veel onderlinge verbinding, schrijft ze op 17 mei in Het Parool. Er is ruimte om naar de mooie grachtenpanden te kijken, naar de bomen en naar elkaar. Maar we moeten nu ook ruimte maken vóór elkaar. In de publieke ruimte zijn we constant in een soort dans verwikkeld: ‘als jij naar rechts stapt, ga ik naar links’. Het vraagt om aanpassen, maar dat doen mannen niet, meent Borrel.
Ze heeft dan al verteld hoe zij en haar vriendin bij de kickboksles naar de rand van de mat gewerkt worden door trainende mannenduo’s die zonder aandacht voor hun omgeving de zaal annexeren. Ze plaatst dat in de bredere feministische context waar mannen altijd en overal de publieke ruimte voor zich opeisen om er de vrouwen te keuren die daarbij gedwee de ogen neerslaan. Met Sheila Sitalsing van De Volkskrant constateert Borrel dat het gevecht om de openbare ruimte tussen de seksen weer oplaait.
Maar Borrel wil geen zeurende feministe in de slachtofferrol zijn, dus stelt ze een spelletje voor. Laten we – als we dan toch het huis uitgaan – punten verzamelen. Mannen halen een punt voor iedere keer dat ze voor een ander aan de kant gaan en vrouwen verdienen een punt als ze een blik weten op te zetten, die zegt: ‘maak ruimte voor mij.’ De winnaar krijgt een kus. Een lief en onschuldig voorstel dat weer een ander vrouwelijk stereotype neerzet, maar dat is aan Daan.
(tekst gaat door onder afbeelding)
Denk maar niet dat ik voor jou aan de kant ga
Ook op de markt in Reigersbos – Amsterdam-Zuidoost bezuiden de A9 – houdt niet iedereen afstand en gaat niet iedereen voor elkaar opzij. Hier krijgt een andere groep de schuld. Op gedempte toon wisselen een hoogblonde vaste klant en de kooplui van de groentekraam hun observaties uit.
Dat ze door hun klanten hier vaak ronduit onbeschoft behandeld worden, het valt te begrijpen. Als je de markt in Afrika gewend bent, heb je haar op je tanden. Je laat zien dat er niet met je te sollen valt. Maar die anderhalve meter. Als iedereen een beetje meewerkt is het best te doen. Hier is het lastiger. Er is ook iets van ‘je moet niet denken dat ik voor jou aan de kant ga’, meent de klant te weten. ‘Het is de slavernij hè’, analyseert de marktvrouw op haar beurt. Laten we hopen dat dit geen wedstrijdje wordt.
De handhavers lopen bij dit alles op eieren of trappen ze kapot door onduidelijke regels of gebrek aan tact. De overheid heeft zich in een hoek geverfd met torenhoge boetes waartegen de mondigen bezwaar maken en bij anderen de schulden nog wat verder oplopen. Zelfs Ron Fresen van het NOS-journaal confronteerde de minister-president met de oneerlijke situatie waarin aanspreekbare brave burgers boetes krijgen en anderen vrijuit gaan.
Twitter loopt over van de beelden waarop grote groepen allochtone jongeren in Amsterdam-West en elders ongehinderd samenkomen, maar ik weet uit eigen waarneming dat ook de politie in Edam-Volendam liever de andere kant op kijkt als de dorpsjeugd luidruchtig samenkomt bij een groot kampvuur aan de dijk. Wat moeten ze anders?
‘Never waste a good crisis’, adviseert menig strateeg op dit moment zijn bestuurders. Ik zeg: laat deze crisis vooral wél onbenut. Laat de teugels vieren waar het kan en gebruik de crisis niet om je eigen agenda een extra zetje te geven of een permanent nieuw normaal te introduceren. Want Amsterdam heeft bewoners die prima met elkaar door één deur kunnen, zolang de deur breed genoeg is om elkaar niet voor te hoeven laten gaan.