Stadsrand onder hoogspanning

Zware schoenen met grote, gekartelde haken eraan. Die sloeg de monteur van het provinciaal elektriciteitsbedrijf om de houten elektriciteitspaal op de dijk om vervolgens voor onderhoud of reparatie omhoog te lopen naar de elektriciteitsdraden en de porseleinen isolatoren boven in de mast. Een spectaculaire aanblik, ik zie het nog zo voor me.

Nu hebben we nergens meer van die palen om huishoudens van stroom te voorzien. Alles ligt tegenwoordig ondergronds. Dat geldt niet voor de hoogspanning, die wordt nog altijd bovengronds via ijzeren torens gedistribueerd. En van die Gustave Eiffel-achtige constructies komen er steeds meer omdat we de samenleving verregaand willen elektrificeren. Heel soms gaan ze ondergronds. Kan dat niet vaker en uiteindelijk altijd?

Landelijk elektriciteitsnetwerkbeheerder Tennet heeft langs de zuidoostrand van Amsterdam vier zoekgebieden aangewezen waar rond 2034 een nieuw hoogspanningsstation van 25 hectare moet komen, lees ik in Het Parool. In het groen tussen Diemen en Weesp roept het begrip zoekgebied geen fijne associaties op. We zijn hier al ruim voorzien van kansrijke zoekgebieden voor windturbines en nu komt daar het zoeken naar een plekje voor een hoogspanningsstation van 400 bij 500 meter (vijf voetbalvelden) bij. Het is de bedoeling een open hoogspanningsstation te bouwen. Overdekt kan ook, maar dat is lastiger in het onderhoud en duurder.

In de buitengebieden van de stad zijn we steeds de klos 

Bij het te bouwen hoogspanningsstation hoort ook een rij hoogspanningsmasten van zo’n vijftig meter hoog om verbinding te leggen met de hoogspanningsleiding die nu al door het Diemerbos loopt. Alles voor de energietransitie en daar zijn we natuurlijk voor. Zeker nu er door netcongestie op sommige plekken al geen nieuwe woningen meer op het net aangesloten kunnen worden en we waarschuwingen krijgen voor mogelijke black-outs. Jammer alleen dat wij in de buitengebieden van de stad steeds de klos zijn. Want ook in Amsterdam-Noord en -West moet men rekening houden met dergelijke nieuwe hoogspanningsstations met bijbehorende masten op de plekken die ook al kansrijk zijn voor extra windturbines. Het zou me niet verbazen als hetzelfde verhaal opgaat voor de periferie van andere steden in ons land waar we allemaal heel veel meer stroom gaan gebruiken.

Nu zijn wij in de buitengebieden de beroerdsten niet en bovendien zeer begaan met de wereld en de stroom uit het stopcontact. Of laat ik voor mijzelf spreken: ik zie een deal. Doe ons dat hoogspanningsstation, maar dan wel in een dichte doos en ‘verkabel’ de hoogspanningsleidingen. Dat laatste is jargon voor het ondergronds brengen van de hoogspanningsleidingen in plaats van nieuwe masten in het landschap. Dat kan, het gebeurt ook al op een aantal plaatsen, maar het is technisch lastig en dus twee keer zo duur als leidingen in de traditionele masten. Dat kan de energietransitie er niet nog eens bij hebben, zou je kunnen denken maar dat lijkt me kortzichtig.

Meer druk om ondergronds te gaan zal innovatie stimuleren en de extra kosten omlaag brengen 

We gaan voor de tweede, grote elektrificatie – na die van einde negentiende eeuw – omdat we heel veel meer duurzaam opgewekte stroom gaan gebruiken en daarvoor een totaal vernieuwde infrastructuur nodig hebben. Het kan niet zo zijn dat we die gaan realiseren door de gebieden rond de stad te degraderen tot energielandschappen met masten uit de tijd dat de Eiffeltoren werd gebouwd en de steden hun elektrisch licht kregen.

Meer druk om ondergronds te gaan zal innovatie stimuleren en de extra kosten omlaag brengen. Dat ons land ooit heeft volgestaan met doorhangende stroomdraden tussen ijzeren torens kan snel een herinnering zijn. Net zoals die houten palen waarin een onderhoudsman van de provincie met klimijzers naar boven klom.

Deze column werd op 27 mei 2025 geplaatst bij romagazine.nl