Ik sprak op het feestje met de criminoloog die vertelde dat een student bij hem onderzoek doet naar ‘blikjesroof’. Een fenomeen waarbij stadse scooterjeugd het omliggende platteland afstruint om de blikjes te legen die naïeve plattelanders bij hun groente-, fruit- en eieren- stalletjes aan de weg zetten. Het frame lag al helemaal klaar, aan de student nog slechts de taak het in te kleuren met wat interviews en data.
Op het pastorale platteland zouden boeren al sinds mensenheugenis niet alleen een touwtje uit de brievenbus laten hangen, maar ook kraampjes met verse producten inrichten met een blikje erbij om het geld in te doen. Dat gaf zelden problemen tot ‘jongeren’ uit de stad op rooftocht gingen. Kom er maar in student, met je interviews en data.
Maar die kraampjes zijn eigenlijk een heel recent verschijnsel. Ze stammen van ruim na de wederopbouw. De bakker en de groenteboer kwamen niet langer aan huis en winkeliers kregen steeds meer concurrentie van de supermarkt. Die verandering gaf onrust en een gevoel van verlies, kan ik rustig postuleren want ik ben geen wetenschapper.
Het was ook de tijd van ‘terug naar de natuur’ en de opkomende milieubeweging. De kraampjes werden een uiting van het verzet tegen de voedselindustrie, de supermarkt, het consumentisme en een hang naar puur en sober. Het leerstuk van de ‘korte ketens’ is daar recent nog bijgekomen. Een duurzaamheidsidee dat naadloos aansluit bij de neiging ons terug te trekken achter de dijken.
Voedingsmiddelen rechtstreeks van de boer hebben onze sympathie, en alles wat er bij hoort ook
Alles wat mechanisatie en rationalisatie gebracht hadden, werd in de vroege jaren zeventig verdacht. Machines, kunstmest en bestrijdingsmiddelen – die maakten dat we meer produceerden dan we op konden (nooit meer honger!) en ouder werden dan ooit daarvoor – waren opeens niet meer oké.
De producten van de voedingsmiddelenindustrie die gezorgd hadden voor constante kwaliteit, een eerlijk gewicht en hygiënische langhoudbaarheid, stonden voortaan te kijk als ongezond pakjes- en blikvoer dat zoveel mogelijk gemeden moest worden.
Alles dat de verworvenheden van moderne landbouw en veeteelt ontkende, had voortaan onze sympathie. Voedingsmiddelen rechtstreeks ‘van de boer’. Ambachtelijke boter, kaas en eieren. Producten zonder E-nummers (onder andere conserveermiddelen). We gingen graag meer betalen voor minder gegarandeerde kwaliteit, twijfelachtige houdbaarheid en smoezelige bruinpapieren verpakkingen.
Destijds al bracht de cabaretier Paul van Vliet een calculerende boer op de planken. Een boerenslimme agrariër die inspeelt op de romantische verlangens die stadsmensen op het platteland projecteren. Het mocht niet baten.
Als stadse jongeren al meer dan eerder (welk eerder?) blikjes zouden roven in het ommeland, dan is dat in de eerste plaats omdat die blikjes nu bestaan en vroeger niet. Als het platteland daarop verongelijkt kraampjes en blikjes verwijdert, dan is daar weinig aan verloren. De bulk van onze boodschappen waren we stiekem toch altijd al bij de supermarkt blijven doen.
Deze column verscheen op 14 oktober 2022 op Romagazine.nl