Zochten we gisteren naar ‘nieuwe verdienmodellen’ voor ruimtelijke ontwikkeling, vandaag zoeken we ‘nieuwe vormen van waardecreatie’. Dat is winst. Het gaat niet meer uitsluitend over geld voor plannen, maar over samen waarde maken met ontwikkeling. Niet alleen beleggingswaarde, maar ook belevings- , gebruiks- en toekomstwaarde. Voor een breed spectrum aan bedrijven, bewoners en gebruikers. Stakeholders die steeds vaker dezelfde fysieke omgeving met elkaar delen. De Omgevingswet gaat daarbij helpen, maar er is meer nodig.
De Omgevingswet gaat het eenvoudiger en overzichtelijker maken om gebieden te beheren en gebiedsontwikkelingen – vaak ook met publieke belangen – sneller van de grond te krijgen. Dat kan straks met de verbrede omgevingsvergunning en het projectbesluit. Een omgevingsvergunning die ook over natuur en cultuurhistorie gaat en een projectbesluit dat niet langer alleen om wegen draait (huidige Tracéwet), maar bijvoorbeeld ook om de aanleg van nieuwe natuur of windparken. Een besluit waar bovendien een participatieve procedure bij hoort. Dat wil zeggen: met een brede verkenning, heldere trechtering en een duidelijke beslissing over het project als zodanig waaraan vervolgtoestemmingen niet meer tornen.
De stelselherziening van het omgevingsrecht speelt met de Omgevingswet ook in op de behoefte aan een meer organisch groeimodel. Een proces waarin waardecreatie geleidelijk plaatsvindt en sterker wordt bepaald vanuit onverwachte of voorheen minder belangrijke partijen. Dat zit onder meer in de nadruk op integrale visievorming en het integraal omgevingsplan waarin op termijn de bestemmingsplannen en milieu-, verkeers- en andere sectorale plannen op gaan. Het nodigt initiatiefnemers uit om binnen globale kaders met ideeën te komen, maar geeft ook in één totaalbeeld aan waar de grenzen liggen.
Ruimte voor nieuwe vormen van waardecreatie zit ook in de instrumenten die meekomen uit de Wet stad- en milieubenadering (salderen voor een betere ruimtelijke milieukwaliteit), de Crisis- en herstelwet (experimenteerruimte, langer tijdelijk bestemmen, minder exploitatiegaranties vooraf) en mogelijkheden tot lokaal maatwerk (afweegruimte voor bestuurders). En het zit, last but not least, in een grotere verantwoordelijkheid voor de initiatiefnemer. Met een groter beroep op algemene regels en een zorgplicht voor iedereen.
Het wetsvoorstel, dat bij de Tweede Kamer ligt, bevat een eerste reeks wetten uit het domein van de fysieke leefomgeving. In latere tranches zullen meer wetten worden opgenomen en groeit de werkingssfeer. De wet krijgt een duidelijker kleuring met de uitwerking van de uitvoeringsregelgeving. Een enorm karwei waarbij meer dan honderd relevante AMvB’s terug worden gebracht naar enkele grote AMvB’s met in ieder geval : een Omgevingsbesluit met de algemene regels voor iedereen, een besluit dat zich richt op uitvoerende overheden en dat gaat over de normen en instructieregels voor de kwaliteit van de leefomgeving en een AMvB met algemene regels voor burgers en bedrijven die activiteiten willen ontplooien in de leefomgeving.
Deze uitwerking van de uitvoeringsregelgeving is dus een minstens zo grote opgave als de wet zelf. Het is bovendien van belang dat stakeholders en adviseurs er een belangrijke rol in kunnen spelen. Dat belang van co-creatie is er tevens bij de voorbereiding van het implementatietraject. Om samen met de uitvoeringspraktijk uit te zoeken hoe de wet en onderliggende regels echt het verschil kunnen maken op de werkvloer, maar ook om de ambtelijke- en bestuurscultuur in beweging te krijgen. Enkele jaren geleden constateerde de commissie Elverding immers al dat stagnatie in ruimtelijke ontwikkeling voor een deel in de wetten en regels zit en voor een ander deel in houding en gedrag van initiatiefnemers, ambtenaren en bestuurders.
Voor die cultuurverandering hoeven we niet te wachten op de Omgevingswet. Sterker: de wet is straks het sluitstuk van wat al een aantal jaren gaande is. Minder blauwdrukken en masterplannen, minder risicomijding, durven gaan voor een gewenste ontwikkelrichting binnen uitnodigende kaders en – al dan niet tijdelijk – feiten creëren door te doen.