Een Middeleeuwse kijk op stad en ommeland

De neiging om Nederland te zien als één grote stad is een vervolg op de concepten Randstad en Deltametropool. Een nieuwe naam voor een veronderstelt netwerk van landschappen en kernen. Geen stad waar men dicht opeengepakt woont, werkt en recreëert, maar een uitwaaierend verstedelijkt gebied met dorpen, outlet centers, mainports, weilanden en fragmenten van historische stadjes. Als dat al een Megapool zou zijn, dan is het de dunst bevolkte en een van de minst duurzame ter wereld.

Voor wie Zef Hemel kent, geen verrassend geluid. Opmerkelijker is de curieuze kijk op de verhouding stad en ommeland die hij vrijdagmiddag 17 februari terloops geeft in hetzelfde betoog. De hoogleraar grootstedelijke vraagstukken aan de Universiteit van Amsterdam spreekt op het Nationaal Geografisch en Planologisch Symposium. Een jaarlijks samenzijn, bij toerbeurt georganiseerd door studieverenigingen van aanstaande sociaalgeografen en planologen. Een bekorte versie van de lezing staat diezelfde dag in de Volkskrant.

Hemel hekelt bij die gelegenheid de centraliserende tendensen die hij ziet bij verschillende departementen, VNO-NCW, het Wagenings agro-industrieel complex en het Nederlands Bureau voor Toerisme en Congressen. Hij ziet bestuurders die elkaar de loef afsteken met kwinkslagen als ‘Amsterdam is gewoon Eindhoven-Noord’, ‘Rotterdam is het nieuwe Amsterdam-Zuid’ en ‘Wageningen is eigenlijk Amsterdam-Oost.’

“Waar komt deze agenda van ruimtelijke overdrijving vandaan?”, zo vraagt hij zich af en geeft zelf twee antwoorden. Het is een truc om kunstmatig een geheel te smeden dat zich in internationale benchmarks tegenover de Chinese Pearl River Delta en andere megapolen laat neerzetten. En het is een manier om ‘de boel bij elkaar te houden’ in ons land waar we vanuit het principe van de verdelende rechtvaardigheid graag alles overal en voor iedereen gelijk houden.

In plaats daarvan pleit Hemel voor heldere keuzes: meer hoogbouw en een snelle metro in Amsterdam en ruimtelijke concentratie van wonen en werken in de stedenrij Brusse-Antwerpen-Rotterdam-Den Haag-Amsterdam. Compacte verdichte steden langs de haltes van de HSL Zuid.

Maar wat dan met de rest van het land? Dat moet volgens Hemel worden ‘ontlast’ en ‘veel meer haar eigen koers kunnen varen’. Den Haag moet daarbij de neiging tot bevoogding bedwingen en zich beperken tot het bieden van hulp bij het ‘slopen van leegstaande gebouwen’ en het ‘terugbrengen van bossen en woeste natuur’. Een kwestie van initiatiefrijke burgers de vrije teugel geven en vanuit het Rijk aansturen op een groter contrast tussen stad en platteland.

Het vergezicht is dus een verdichte stad waar mensen opeengepakt wonen, werken en recreëren op een beperkt oppervlak met daarbuiten bossen en woeste gronden. Dat lijkt toch verdomd veel op de Middeleeuwse stad waar men zich het middelpunt van de beschaving weet, met aan de andere kant van de stadsmuur een onbegaanbare wildernis met gevaarlijke beesten en bandeloze boeren.

Niet helemaal de agenda waarin met zich buiten de stedenrij B-A-R-DH-A zal herkennen als het al geen grootstedelijke arrogantie is. Natuurlijk moeten grote delen van het land zelf een nieuw perspectief voor hun grondgebied ontwikkelen. Een perspectief dat niet langer kan blijven leunen op het agrarisch verleden en het daarbij behorende erfgoed. Maar een iets grotere rol dan woestenij rond schitterende steden mag het – ook vanuit de stad gezien – toch wel hebben.

Bas van Horn

Deze blog verscheen eerder op 20 februari 2017 ROMagazine.nl